“Achterblijven en verdergaan, maar hoe?”

II. In de handen van Christus

Ik heb in mijn leven vaak lezingen gegeven over

het sterven en de dood. Daarbij waren het mijn

ervaringen als ziekenhuispastor, mijn helderziende

ervaringen, maar vooral ook de inzichten van

Rudolf Steiner die mij het mogelijk maakten die

lezingen te geven.

Maar wat ik in deze maanden opnieuw en heel

intens heb mogen ervaren, hoe waar de inzichten

van Rudolf Steiner zijn en hoe groot het geschenk

is dat hij ons met die inzichten gegeven heeft.

Ik ben hem nog dankbaarder dan dat ik al was.

Want door die inzichten kan ik begrijpen wat ik

in deze tijd voelend beleef.

Vier uur voor Harm overleed, hij lag in een diepe,

haast comateuze slaap, en was, zoals ik het voelde,

grotendeels al buiten zijn lichaam, nam Harm mij

mee naar de geestelijke wereld.

Ik lag op dat moment te slapen, maar werd wakker

omdat Harm in een geestelijke gedaante voor mij

stond.

Ik herkende die gedaante niet, maar wist meteen:

dat is Harm.

In de geestelijke wereld liet hij mij in een prachtig

groen dal, het altaar van het Christusmysterie zien.

Prachtig doorschijnend kristal en diep indrukwekkend

was dat. Om het altaar stonden twee halve cirkels van

engelen die licht uitstraalden.

Nadat we samen naar dit indrukwekkende schouwspel

gekeken hadden, zei Harm tegen mij: ‘nu moet jij terug,

maar ik blijf hier.’ Toen was ik in een oogwenk weer

terug in mijn lichaam.

Toen Harm vier uur later overleed, wist ik: nu is hij bij

Christus en die zorgt voor hem. En ik wist ook, daar gaat

Harm nu het kosmische Kerstfeest vieren. En ik voelde

de diepe vreugde die hij daar beleefde in mijn eigen hart.

Hoewel hij gestorven was, was het vooral vreugde die

mij vervulde.

Het is een groot geschenk dat ik dit mocht meemaken.

Maar wat ik zag, geldt natuurlijk voor al onze geliefden

die door de poort van de dood gaan: als zij een band

met Christus, ofwel met de liefde, hebben, dan zullen

zij door hem omhuld, genezen en gedragen worden.

We laten onze geliefden dus achter

in de handen van Christus.

Maar terwijl deze vol vreugde aan zijn nieuwe leven begint,

wacht ons hier op aarde de zorg voor zijn dode lichaam.

Dit lichaam is op dat moment echter ‘alleen nog maar’

dode materie: onze geliefde zelf, zijn wezen, is inmiddels

ingegaan in het licht, en licht en liefde omhullen hem en

vormen daar zijn nieuwe lichaam.

Dat moet je je overigens wel goed bewust zijn, want dat

dode lichaam: het is ons zo lief. Want daarin hebben wij

de ander gekend, we hebben het liefgehad, gestreeld,

en door dat lichaamsprak hij met ons.

Daarom bevat dat lichaam voor ons gevoel het wezen

van de ander, ja, het is de ander. Maar nu dus niet meer.

En dat kost tijd en energie om dat tot in het diepst

van je bewustzijn door te laten dringen.

III. Op de juiste tijd gestorven

Vrij direct na het overlijden van Harm zag, ik hoe hij als een komeet van pure vreugde heen en weer schoot in de geestelijke wereld.

Hij was eindelijk bevrijd van zijn aardse lichaam, en wat is dat lichaam een beperking, vooral als je ziek bent of oud en lang

niet alles kan doen wat je zou willen doen.

Ik ervoer hoe Harm door het loslaten van zijn aardse lichaam meteen in een hoger bewustzijn kwam, en wat genoot hij van

de inzichten die hij toen kreeg! Die pure, loutere vreugde die

hem op dat moment vervulde, vergeet ik nooit meer.

Toen ik vroeger als ziekenhuispastor werkzaam was, heeft het

me vaak getroffen dat de familie van een overledene zei,

of schreef op de rouwkaart: ‘Toch nog onverwacht overleed…’

En dat, terwijl iedereen om de familie heen wachtte op de

komst van de dood. Iedereen zag het aankomen, behalve de familie.

Toen vond ik dat merkwaardig. Nu begrijp ik het.

Degenen die om de stervende heen staan, verzetten zich zo

lang mogelijk tegen de dood en blijven hopen op een wonder.

Dat deed ik ook. Nu pas besef ik hoe zinvol dat is: durven

hopen en tot het laatste moment toe leven!

Dat hebben we gedaan en dat heeft niet alleen Harm maar ook

mij kracht gegeven. Het was daarom dat de dood van Harm mij toch nog overviel.

Maar nu is het mijn opgave om te leren begrijpen dat hij

op de juiste tijd, en dus niet te vroeg, is gestorven.

Ieder mens keert immers op de juiste tijd terug naar huis.

Om dat goed tot mij door te laten dringen, helpt de laatste tekening van Harm mij. Toen hij de laatste weken voortdurend

op bed moest blijven liggen, bleef hij werken: hij maakte een

reeks tekeningen.

De laatste tekening was een tekening zonder kleur, terwijl hij

bijna alle tekeningen ingekleurd had. Kleur is symbool van het veelkleurige aardse leven. Bovendien was deze tekening als

enige niet met zwarte lijnen getekend, maar met gouden lijnen:

de kleur van de geestelijke wereld. Alleen dat restte hem.

Op de tekening zie een hoe een jongen naar huis wordt

gebracht. Door zijn engel? Aan de tekening kan ik aflezen dat

Harm weliswaar niet bewust wist dat hij ging sterven, maar dat

hij dat op een dieper niveau wel wist. En ik heb vaker gemerkt

dat je ook bij een plotseling sterven achteraf aan allerlei kleine details kunt merken dat de overledene op een onbewust, dieper niveau toch wist dat de dood in aantocht was: iedereen sterft

op de juiste tijd. Dat besef: dat de ander op de juiste is gestorven, niet te vroeg en niet te laat, is heel belangrijk voor de gestorvene.

Rudolf Steiner schrijft: ‘Wij maken voor de gestorvene zijn bestaan veel lichter, als wij erin slagen ons werkelijk in ons lot te schikken

en aan de gestorvene zo te denken dat wij weten: de alomvattende wijsheid heeft het ter rechter ure van ons genomen, omdat zij hem op andere gebieden van het leven nodig heeft dat de aardse.’

Ook dit laatste vind ik zo indrukwekkend:

dat mijn geliefde Harm nodig is in de geestelijke wereld.

En dat hij daar een taak te vervullen heeft.

Toen hij nog op aarde was, heeft hij meermaals beloofd om

na zijn dood mee te blijven werken aan onze themadagen

en het verdere werk van de stichting. Ik heb mogen ervaren,

hoe hij deze belofte nu al waar maakt.

Ook heeft hij laten weten dat hij nu in de sfeer van Christus,

dat wil zeggen: met en voor Christus, mag werken.

Door dit alles begin ik steeds sterker te beseffen:

hij stierf op de juist tijd.

IV. In elkaar vervloeien

Als een geliefde sterft, verandert onze relatie met hem ingrijpend:

de dood maakt geen eind aan onze liefde en verbinding, maar

verandert deze. In deze tijd beleef ik dan ook de geleidelijke

omvorming van onze liefde die zich weliswaar onzichtbaar,

maar o, zo voelbaar voltrekt.

Die omvorming houdt in dat Harm steeds minder van buitenaf

tot mij komt, maar voelbaar en steeds krachtiger in mij, en

door mij heen begint te werken.

Hier op aarde zijn we altijd van elkaar gescheiden.

Ieder mens zit opgesloten in zijn eigen lichaam, in zijn emoties, ofwel binnen zijn eigen huid, zoals dat wel genoemd wordt.

Maar nu dat lichaam is weggevallen en de gestorvene een geestelijk wezen is geworden, begint hij te leven naar de wetten van de geestelijke wereld. En die houden in dat alles en iedereen die leeft in de geestelijke wereld, niet gescheiden is van de ander maar in de ander uitstroomt, met hem op een hoger niveau één wordt en met hem samen denkt, samenvloeit en samen wéét.

Deze omvorming en eenwording geldt ook voor de relatie tussen

onze gestorven geliefde en onszelf, als wij tenminste in oprechte

liefde met elkaar verbonden zijn, dat is beslissend, en er geen

wrok, boosheid of onverschilligheid in ons, de achterblijvenden, leeft. Want dan weerhouden deze donkere gevoelens de eenwording.

We staan dan voor de opgave om die donkere gevoelens

eerst te verwerken voordat de eenwording zich kan voltrekken.

V. Van gescheidenheid naar eenwording

De eenwording tussen de gestorvene en de achterblijvende

volstrekt zich geleidelijk, je zou haast zeggen: in fasen.

In het begin hoor je de gestorvene een enkele keer nog iets

tegen je zeggen. Je weet daarbij niet eens, of je die nu buiten

hoort of binnenin jezelf.

Maar, vertelt Rudolf Steiner, de gestorvene verliest geleidelijk

het vermogen om aardse taal te spreken: dat is een aards

vermogen en de geestelijke wereld communiceren de

gestorvenen en de engelen via een innerlijk weten dat als

vanzelf voelbaar is voor de ander.

Het laatste wat de gestorvene nog kan, is spreken

met werkwoorden; hij verliest namelijk het eerst het vermogen

om woorden te gebruiken die iets onveranderlijks uitdrukken,

ofwel de namen van voorwerpen enzovoort.

In de geestelijke wereld is altijd alles in beweging.

Niets is of blijft zichzelf gelijk. Vandaar dus dat de gestorvene

nog het langst met ons kan communiceren in de vorm van werkwoorden.

Bij Harm ging/gaat deze ontwikkeling ongelooflijk snel,

sneller dan ik ooit meemaakte. Maar dat komt, denk ik,

omdat Harm een heel diepe verbinding met de geestelijke

wereld had. Daarom kon hij bij zijn dood ook zo bewust de geestelijke wereld binnengaan en daar meteen actief worden. Veelzeggend was dat ik Harm laats een keer heel krachtig:

‘Laten’ horen zeggen, toen ik iets wild doen wat hij duidelijk

niet verstandig vond. Alleen nog een werkwoord.

Maar in een latere fase verdwijnt ook het vermogen om werkwoorden te gebruiken. In die fase zal je als

achterblijvende meer en meer mogen voelen, hoe de ander

je omhult, en je vrede, geborgenheid en overgave schenkt.

De heilige omhulling van liefde vormt de overgang van communiceren van buitenaf, naar een werkzaamheid die

zich binnenin ons voltrekt. En daarom zal je ook merken,

maar dan moet je wel goed opletten, omdat het zulke

subtiele processen zijn, dat de ander meer en meer door

jou heen begint te klinken: jouw inzichten en de zijne

worden geleidelijk één, jouw liefdeskrachten en de zijne

worden geleidelijk één en zijn weten wordt jouw weten.

Dat is dus de essentie van de omvorming van de liefde:

eerst kwam die van buitenaf naar je toe, nu wordt deze

tot een stille kracht in jezelf die jou, onmerkbaar misschien

voor anderen, maar voelbaar voor jezelf, tot een ander mens

maakt. In wezen word je op deze manier, als twee mensen

die van elkaar houden, meer één, dan ooit tijdens het leven

van de ander op aarde mogelijk was. Zo kan de dood,

door de tranen heen, tot een geschenk worden.

En het is dat geschenk dat het mij mogelijk maakt op een

nieuwe manier verder te gaan met wat mij hier op aarde

als opdracht voorgelegd wordt.

Hans Stolp