Achterblijven en verdergaan, maar hoe?”

I. Mijn persoonlijk verhaal

Sinds het overlijden op 24 december 2018

van Harm Wagenmakers, mijn levenspartner,

is het alsof ik op de grens van twee werelden leef:

die van de aardse realiteit én die van de geestelijke wereld.

Ik denk dat velen die een geliefde aan de dood hebben

verloren, dat wel kunnen navoelen, al zal de een dat wel

wat sterker beleven, dan de ander.

Het nadeel daarvan is dat in het gewone dagelijkse leven

niet alles even duidelijk tot mij doordringt: ik ben immers

met een deel van mijn energie en aandacht elders.

Maar het voordeel is dat ik op deze manier een beetje

de weg kan aanvoelen die Harm nu gaat aan de overkant

van de dood, in de geestelijke wereld.

Dat is voor ons beiden belangrijk: voor hem en voor mij,

want daardoor kunnen wij onze relatie geleidelijk omvormen

tot de nieuwe vorm, waarin onze liefde ons als een levende

kracht blijft verbinden en ons beide blijft inspireren.

Laat mij in dit artikel kort over mijn ervaringen

in die maanden mogen vertellen.

Daarbij gaat het mij niet zozeer om mijzelf,

maar om te delen wat velen, ieder op zijn eigen manier,

ervaren: het verlies van een geliefde, een kind, een partner,

een vriendin of een andere geliefde, aan de dood.

Ik kreeg onlangs een mailtje van iemand die mij

met deze woorden vroeg om mijn ervaringen te delen:

‘Wij maken bijna allemaal zulke verlieservaringen door

en het is zo fijn om van jou te mogen horen hoe jij

daarmee omgaat en hoe jij dat beleeft: dat helpt mij,

en ik denk dat ik daarbij ook voor anderen spreek,

bij mijn eigen proces van verwerking.’

II. In de handen van Christus

Ik heb in mijn leven vaak lezingen gegeven over

het sterven en de dood.

Daarbij waren het mijn ervaringen als ziekenhuispastor,

mijn helderziende ervaringen, maar vooral ook de

inzichten van Rudolf Steiner, die mij het mogelijk maakten

die lezingen te geven.

Maar wat heb ik in deze maanden opnieuw en heel

intens mogen ervaren, hoe waar de inzichten van

Rudolf Steiner zijn en hoe groot het geschenk is wat

hij ons met die inzichten gegeven heeft.

Ik ben hem nog dankbaarder dan dat ik al was.

Want door die inzichten kan ik begrijpen wat ik

in deze tijd voelend beleef.

Vier uur voor Harm overleed, hij lag in een diepe,

haast comateuze slaap, en was, zoals ik het voelde,

grotendeels al buiten zijn lichaam, nam Harm mij

mee naar de geestelijke wereld. Ik lag op dat moment

te slapen, maar werd wakker omdat Harm in een

geestelijke gedaante voor mij stond.

Ik herkende die gedaante niet, maar wist meteen:

dat is Harm. In de geestelijke wereld liet hij mij in een

prachtig groen dal, het altaar van het Christusmysterie zien.

Prachtig doorschijnend kristal en diep indrukwekkend was

dat. Om het altaar stonden twee halve cirkels van engelen

die licht uitstraalden.

Nadat we samen naar dit indrukwekkende schouwspel

gekeken hadden, zei Harm tegen mij: ‘nu moet jij terug,

maar ik blijf hier.’

Toen was ik in een oogwenk weer terug in mijn lichaam.

Toen Harm vier uur later overleed, wist ik: nu is hij bij

Christus en die zorgt voor hem. En ik wist ook, daar gaat

Harm nu het kosmische Kerstfeest vieren. En ik voelde

de diepe vreugde die hij daar beleefde in mijn eigen hart.

Hoewel hij gestorven was, was het vooral vreugde die mij

vervulde.

Het is een groot geschenk dat ik dit mocht meemaken.

Maar wat ik zag, geldt natuurlijk voor al onze geliefden

die door de poort van de dood gaan: als zij een band met

Christus (ofwel met de liefde) hebben, dan zullen zij door

hem omhuld, genezen en gedragen worden.

We laten onze geliefden dus achter in de handen van

Christus. Maar terwijl deze vol vreugde aan zijn nieuwe

leven begint, wacht ons hier op aarde de zorg voor zijn

dode lichaam. Dit lichaam is op dat moment echter

‘alleen nog maar’ dode materie: onze geliefde zelf,

zijn wezen, is inmiddels ingegaan in het licht, en licht

en liefde omhullen hem en vormen daar zijn nieuwe lichaam.

Dat moet je je overigens wel goed bewust zijn, want dat

dode lichaam: het is ons zo lief. Want daarin hebben wij

de ander gekend, we hebben het liefgehad, gestreeld,

en door dat lichaamsprak hij met ons. Daarom bevat dat

lichaam voor ons gevoel het wezen van de ander, ja,

het is de ander. Maar nu dus niet meer. En dat kost tijd

en energie om dat tot in het diepst van je bewustzijn

door te laten dringen.

III. Op de juiste tijd gestorven

Vrij direct na het overlijden van Harm zag, ik hoe hij

als een komeet van pure vreugde heen en weer schoot

in de geestelijke wereld. Hij was eindelijk bevrijd van zijn

aardse lichaam, en wat is dat lichaam een beperking,

vooral als je ziek bent of oud, en lang niet alles kan doen

wat je zou willen doen.

Ik ervoer hoe Harm door het loslaten van zijn aardse lichaam meteen in een hoger bewustzijn kwam, en wat genoot hij

van de inzichten die hij toen kreeg! Die pure, loutere vreugde

die hem op dat moment vervulde, vergeet ik nooit meer.

Toen ik vroeger als ziekenhuispastor werkzaam was, heeft het

me vaak getroffen dat de familie van een overledene zei,

of schreef op de rouwkaart: ‘Toch nog onverwacht overleed…’

En dat, terwijl iedereen om de familie heen wachtte op de

komst van de dood. Iedereen zag het aankomen, behalve de familie. Toen vond ik dat merkwaardig.

Nu begrijp ik het. Degenen die om de stervende heen staan, verzetten zich zo lang mogelijk tegen de dood en blijven

hopen op een wonder.

Dat deed ik ook. Nu pas besef ik hoe zinvol dat is:

durven hopen en tot het laatste moment toe leven!

Dat hebben we gedaan en dat heeft niet alleen Harm maar

ook mij kracht gegeven. Het was daarom dat de dood van

Harm mij toch nog overviel.

Maar nu is het mijn opgave om te leren begrijpen dat hij

op de juiste tijd, en dus niet te vroeg, is gestorven.

Ieder mens keert immers op de juiste tijd terug naar huis.

Om dat goed tot mij door te laten dringen, helpt de laatste tekening van Harm mij. Toen hij de laatste weken voortdurend

op bed moest blijven liggen, bleef hij werken: hij maakte een

reeks tekeningen. De laatste tekening was een tekening zonder kleur, terwijl hij bijna alle tekeningen ingekleurd had. Kleur is symbool van het veelkleurige aardse leven. Bovendien was

deze tekening als enige niet met zwarte lijnen getekend, maar

met gouden lijnen: de kleur van de geestelijke wereld.

Alleen dat restte hem. Op de tekening zie een hoe een jongen

naar huis wordt gebracht. Door zijn engel? Aan de tekening

kan ik aflezen dat Harm weliswaar niet bewust wist dat hij

ging sterven, maar dat hij dat op een dieper niveau wel wist.

En ik heb vaker gemerkt dat je ook bij een plotseling sterven achteraf aan allerlei kleine details kunt merken dat de

overledene op een onbewust, dieper niveau toch wist dat

de dood in aantocht was: iedereen sterft op de juiste tijd.

Dat besef: dat de ander op de juiste is gestorven, niet te

vroeg en niet te laat, is heel belangrijk voor de gestorvene.

Rudolf Steiner schrijft: ‘Wij maken voor de gestorvene zijn

bestaan veel lichter, als wij erin slagen ons werkelijk in ons

lot te schikken en aan de gestorvene zo te denken dat wij

weten: de alomvattende wijsheid heeft het ter rechter ure

van ons genomen, omdat zij hem op andere gebieden van

het leven nodig heeft dat de aardse.’

Ook dit laatste vind ik zo indrukwekkend: dat mijn geliefde

Harm nodig is in de geestelijke wereld. En dat hij daar een

taak te vervullen heeft. Toen hij nog op aarde was, heeft hij meermaals beloofd om na zijn dood mee te blijven werken

aan onze themadagen en het verdere werk van de stichting.

Ik heb mogen ervaren, hoe hij deze belofte nu al waar maakt.

Ook heeft hij laten weten dat hij nu in de sfeer van Christus,

dat wil zeggen: met en voor Christus, mag werken.

Door dit alles begin ik steeds sterker te beseffen:

hij stierf op de juist tijd.

IV. In elkaar vervloeien

Als een geliefde sterft, verandert onze relatie met hem

ingrijpend: de dood maakt geen eind aan onze liefde en verbinding, maar verandert deze.

In deze tijd beleef ik dan ook de geleidelijke omvorming

van onze liefde die zich weliswaar onzichtbaar, maar o, zo

voelbaar voltrekt. Die omvorming houdt in dat Harm steeds

minder van buiten af tot mij komt, maar voelbaar en steeds krachtiger in mij, en door mij heen begint te werken.

Hier op aarde zijn we altijd van elkaar gescheiden.

Ieder mens zit opgesloten in zijn eigen lichaam, in zijn emoties, ofwel binnen zijn eigen huid, zoals dat wel genoemd wordt.

Maar nu dat lichaam is weggevallen en de gestorvene een geestelijk wezen is geworden, begint hij te leven naar de wetten van de geestelijke wereld. En die houden in dat alles en iedereen die leeft in de geestelijke wereld, niet gescheiden is van de ander maar in de ander uitstroomt, met hem op een hoger niveau één wordt en met hem samen denkt, samenvloeit en samen wéét.

Deze omvorming en eenwording geldt ook voor de relatie

tussen onze gestorven geliefde en onszelf, als wij tenminste

in oprechte liefde met elkaar verbonden zijn, dat is beslissend,

en er geen wrok, boosheid of onverschilligheid in ons,

de achterblijvenden, leeft.

Want dan weerhouden deze donkere gevoelens de eenwording.

We staan dan voor de opgave om die donkere gevoelens eerst

te verwerken voordat de eenwording zich kan voltrekken.

V. Van gescheidenheid naar eenwording

De eenwording tussen de gestorvene en de achterblijvende

volstrekt zich geleidelijk, je zou haast zeggen: in fasen.

In het begin hoor je de gestorvene een enkele keer nog iets

tegen je zeggen. Je weet daarbij niet eens, of je die nu buiten

hoort of binnenin jezelf. Maar, vertelt Rudolf Steiner,

de gestorvene verliest geleidelijk het vermogen om aardse

taal te spreken: dat is een aards vermogen en de geestelijke

wereld communiceren de gestorvenen en de engelen via

een innerlijk weten dat als vanzelf voelbaar is voor de ander.

Het laatste wat de gestorvene nog kan, is spreken met werkwoorden; hij verliest namelijk het eerst het vermogen

om woorden te gebruiken die iets onveranderlijks

uitdrukken, ofwel de namen van voorwerpen enzovoort.

In de geestelijke wereld is altijd alles in beweging.

Niets is of blijft zichzelf gelijk. Vandaar dus dat de

gestorvene nog het langst met ons kan communiceren

in de vorm van werkwoorden.

Bij Harm ging deze ontwikkeling ongelooflijk snel, sneller

dan ik ooit meemaakte. Maar dat komt, denk ik, omdat

Harm een diepe verbinding met de geestelijke wereld had.

Daarom kon hij bij zijn dood ook zo bewust de geestelijke

wereld binnengaan en daar meteen actief worden.

Veelzeggend was dat ik Harm laatst een keer heel krachtig:

‘Laten’ horen zeggen, toen ik iets wilde doen wat hij

duidelijk niet verstandig vond. Alleen nog een werkwoord.

Maar in een latere fase verdwijnt ook het vermogen om werkwoorden te gebruiken.

In die fase zal je als achterblijvende meer en meer mogen

voelen, hoe de ander je omhult, en je vrede,

geborgenheid en overgave schenkt.

De heilige omhulling van liefde vormt de overgang van communiceren van buitenaf, naar een werkzaamheid die

zich binnenin ons voltrekt. En daarom zal je ook merken,

maar dan moet je wel goed opletten, omdat het zulke

subtiele processen zijn, dat de ander meer en meer door

jou heen begint te klinken: jouw inzichten en de zijne

worden geleidelijk één, jouw liefdeskrachten en de zijne

worden geleidelijk één en zijn weten wordt jouw weten.

Dat is dus de essentie van de omvorming van de liefde:

eerst kwam die van buitenaf naar je toe, nu wordt deze

tot een stille kracht in jezelf die jou, onmerkbaar

misschien voor anderen, maar voelbaar voor jezelf,

tot een ander mens maakt.

In wezen word je op deze manier, als twee mensen die

van elkaar houden, meer één, dan ooit tijdens het leven

van de ander op aarde mogelijk was. Zo kan de dood,

door de tranen heen, tot een geschenk worden.

En het is dat geschenk dat het mij mogelijk maakt op

een nieuwe manier verder te gaan met wat mij hier op

aarde als opdracht voorgelegd wordt.

Hans Stolp

Voetnoot

Waar de woorden hij, hem en de zijne in de tekst

genoemd worden, kunt u ook lezen zij, haar, de hare.