Het geheim van de twee Jezuskinderen
Jaren geleden schreef ik een boek over een indrukwekkend en groots mysterie dat mij tot op de dag van vandaag ontroert: dat er tweeduizend jaar geleden niet één mensenkind geboren werd met de naam Jezus van Nazareth, maar dat er twee kinderen geboren werden met die naam. Ik gaf mijn boek de titel: Het geheim van de twee Jezuskinderen mee. Het boek is helaas alleen nog maar antiquarisch te verkrijgen. Later hebben we een Symposium in de Schouwburg in Ede aan dit thema gewijd. Ook heb ik verschillende keren over dit onderwerp in ons blad geschreven.
De twee Jezuskinderen hadden samen de opdracht om de geboorte van de Zonnegeest (die op aarde de Christus wordt genoemd) bij de Doop in de Jordaan voor te bereiden: toen belichaamde de Christus zich in de mens Jezus van Nazareth.
Alleen doordat die beide kinderen hun grote en uitzonderlijke begaafdheden op twaalfjarige leeftijd verbonden met elkaar en omdat zij toen op een geheimzinnige manier één werden, kon die ene mens ontstaan die sterk genoeg was om op dertigjarige leeftijd de drager te worden van de Christus.
Eigenlijk is het wel begrijpelijk dat er niet één, maar twéé bijzondere mensen voor deze opdracht nodig waren: de Christus, of de Zonnegeest, is een goddelijk wezen dat uit de allerhoogste geestelijke werelden afkomstig is en over onvoorstelbare krachten beschikt. Welk mens zou in staat zijn de krachten van deze Geest in zich op te nemen zonder daaraan meteen te bezwijken? Geen enkel mens was daartoe in staat. Daarom regelden de hoge engelen het zo dat er tweeduizend jaar geleden twee bijzondere kinderen geboren werden die allebei de naam Jezus van Nazareth kregen en die op twaalfjarige leeftijd hun geestelijke krachten bundelden en één werden om later, op dertigjarige leeftijd, sterk genoeg te zijn om de Christus in zich op te nemen.
Voor mij was het indertijd een openbaring om van dit geheim kennis te nemen. Bij mijn theologische studie was ik al op het probleem gestuit dat het kerstverhaal in Mattheüs over een heel ander kind lijkt te gaan dan het kerstverhaal in het Lukasevangelie. Nooit is het theologen gelukt om de vele verschillen logisch en begrijpelijk te verklaren. Tenzij je uitgaat van de gedachte dat er vroeger twee Jezuskinderen hebben geleefd!
In de loop der jaren heb ik geleerd dat dit nu precies de manier is, waarop allerlei esoterische geheimen in de Bijbel bewaard zijn gebleven. Zodra je in de Bijbel iets tegenkomt dat onlogisch lijkt en niet klopt, sta je bijna altijd oog in oog met een esoterisch geheim. Zo staan er veel meer geheimen in de Bijbel dan we tot nu toe hebben vermoed.
De twee Maria’s
De beide Jezuskinderen hadden elk een moeder die Maria genoemd werd:
De ene Maria – de moeder van het Jezuskind over wie het Lukasevangelie vertelt – heette eigenlijk Sophia; maar dat was haar mysterienaam, haar geheime naam. Daarom droeg zij naar buiten toe de naam Maria, een heel gewone, veel voorkomende en gangbare naam. Om haar te onderscheiden van de andere Maria, noem ik haar Maria-Sophia. Hoewel zij een heel feeëriek wezen was, een zonnekind, en de tere, hemelse energieën zo voelbaar door haar heen stroomden, was zij van eenvoudige komaf. Zij was de vrouw van Jozef, de timmerman.
De andere Maria was in feite een prinses: van voorname afkomst en getrouwd met Jozef, de directe afstammeling van koning David en daarmee de ongekroonde koning van Israël. Het Mattheüsevangelie vertelt dat ze met haar man Jozef en haar kind Jezus naar Egypte trok om te ontkomen aan de moord op de kinderen in Bethlehem door koning Herodes. Daar, in Egypte, leefden zij drie jaar lang in Heliopolis (wat de zonnestad betekent), een heiligdom waarmee de Essenen nauw verbonden waren. Na drie jaar keerden zij terug naar Israël en gingen wonen in de kleine Esseense nederzetting Nazareth, en niet meer in Jeruzalem. Dat deden ze om niet op te vallen en geen negatieve aandacht op te roepen.
Op vele Middeleeuwse schilderijen, waarop deze Maria is afgebeeld, straalt de koninklijke allure regelrecht van het doek af.
Wie is Maria-Sophia
De andere Maria, Maria-Sophia, was een heel bijzondere vrouw, zoals ik hier boven al aangaf. Iedereen die haar ontmoette en met een open hart haar wezen doorvoelde, ervoer dat. Ze straalde een grote, warme en allesomvattende liefde uit. Een liefde die regelrecht uit de geestelijke wereld leek te komen, alsof Maria-Sophia leefde vanuit een innerlijke verbinding met die wereld. Ze was dan ook meer hemels dan aards, en juist daardoor werd ze een kanaal voor de goddelijke liefdeskrachten.
Zoals gezegd behoorde ze tot de eenvoudige mensen, geboren uit eenvoudige ouders. Maar in de geestelijke wereld werd ze gezien als een der grootsten van de mensen. Hoe was dat mogelijk? Omdat in haar het hoger zelf van Eva leefde. Na de zondeval had het lagere ik of het ego van Eva zich leven na leven op aarde verder ontwikkeld, maar haar hoger zelf was in de hemel achtergebleven.
Als je dit voor het eerst hoort of leest, denk je misschien: wat moet ik mij daarbij voorstellen? Leonardo da Vinci heeft in zijn fresco in de Sixtijnse Kapel in het Vaticaan in Rome dat De schepping van Adam wordt genoemd, uitgebeeld hoe Adam wordt geschapen door God. Maar tegelijk zien we dat God met zijn andere hand een mensenkind tegenhoudt: dat menselijke wezen moet kennelijk nog een tijdje in de geestelijke wereld blijven. Dat menselijke wezen, zo vertelt Emil Bock (en met hem vele anderen) is het hoger zelf van Adam dat achter moet blijven. Pas later zal dit wezen – het hoger zelf van Adam dus – incarneren als de Jezus wiens geboorte beschreven staat in het Lukasevangelie.
Zo is het ook gegaan met Eva: haar hoger zelf bleef achter in de geestelijke wereld en incarneerde veel later pas in de Maria uit het Lukasevangelie: Maria-Sophia.
De tempelslaap
Het is daarom dat Maria-Sophia in de geestelijke wereld wordt gezien als een der grootsten van de mensen, omdat in haar de hogere liefde, het hogere weten en een hemelse wijsheid waren belichaamd. Wie dit beseft, begrijpt waarom moeder Maria uit het Kerstverhaal van Lucas tot op de dag van vandaag zoveel mensen weet te ontroeren: iedereen voelt aan haar het hemelse, de pure liefde, en een wijsheid die zich nauwelijks in woorden laat vangen.
Ook kunnen we nu begrijpen waarom zij de moeder kon worden van het zo bijzondere Jezuskind uit het Lukasevangelie: het was dit kind dat later – nadat het andere Jezuskind (uit het Mattheüsevangelie) zijn grote begaafdheden in zijn ziel had neergelegd – de drager kon worden van de grote Zonnegeest, de Christus.
Op twaalfjarige leeftijd werd Maria-Sophia in Nazareth (een Esseense gemeenschap) uitgehuwelijkt aan Jozef, een timmerman. Hun huwelijk werd voltrokken tijdens een eeuwenoud heilig ritueel: de tempelslaap. Daardoor werd het kind dat bij die gelegenheid verwekt werd, doorstraald met heilige energieën, ofwel met de Heilige Geest. Dit mysterie dat we eerst in deze tijd beginnen te begrijpen, werd eeuwenlang onder woorden gebracht als de maagdelijke geboorte van Jezus.
Nadat haar zoon Jezus op twaalfjarige leeftijd in de tempel in Jeruzalem de geestelijke krachten van de andere Jezus in zich had opgenomen, stierf Maria-Sophia op vijfentwintigjarige leeftijd. Het leek alsof haar opdracht voltooid was: om haar zoon te begeleiden naar de eenwording met het wezen van de andere Jezus, het koninklijke Jezuskind uit het Mattheüsevangelie. Voortaan stond Maria-Sophia haar geliefden bij vanuit de geestelijke wereld.
De koninklijke Maria
De andere Maria was de dochter van Joachim en Anna die beide een hoog aanzien in Jeruzalem genoten. Ze bleven tot hun grote verdriet jarenlang kinderloos, totdat eindelijk, toen ze al oud waren, hun dochter Maria werd geboren. (Even terzijde: een late geboorte is in de Bijbel altijd een teken dat het een bijzonder kind is dat geboren wordt. Denk aan Izaäk, Samuël en Simson.) Maria was de belichaming (van het lagere ik) van Eva. Op driejarige leeftijd werd zij naar de tempel gebracht om tempelmaagd te worden en geschoold te worden in de heilige rituelen en esoterisch onderwijs te ontvangen. Toen ze later trouwde met de koninklijke Jozef, werd ook hun huwelijk tijdens een tempelritueel – de tempelslaap – voltrokken.
Na negen maanden werd hun oudste zoon Jezus geboren. Kort na zijn geboorte moesten ze vluchten naar Heliopolis. Maar toen ze na drie jaar terugkeerden, vestigden ze zich niet in Jeruzalem, maar in Nazareth. Dat was wel een overgang! Altijd waren ze met een grote eerbied bejegend, zowel in Jeruzalem als in Heliopolis, omdat Jozef nu eenmaal de ongekroonde koning van Israël was. Maar hier in Nazareth hadden ze geen privileges: ze werden als ieder ander behandeld.
Een leven vol verdriet
Maria kreeg zeven kinderen: vijf jongens en twee meisjes. Toen haar oudste zoon Jezus tien (of elf) jaar oud was, stierf haar man en bleef Maria alleen achter met zeven kinderen. Ruim een jaar later stierf ook haar zoon Jezus, kort nadat ze teruggekeerd waren van hun bezoek aan de tempel in Jeruzalem, waar hij zijn geestelijke krachten had geschonken aan de andere Jezus. Tot overmaat van ramp stierf kort daarna ook Maria-Sophia, die inmiddels een intieme vriendin van de koninklijke Maria geworden was. Tot drie keer een ingrijpend verlies: deze tekenden haar, maar vergrootten uiteindelijk op een wonderlijke manier ook haar geestkracht!
Na een paar jaar waren het de Esseense ingewijden in Nazareth die de koninklijke Maria en Jozef de timmerman (de weduwnaar van Sophia-Maria) bij elkaar brachten: zij traden in het huwelijk. (Hoe bijzonder: een prinses die trouwt met een timmerman! Maar in Nazareth, in de kring van de Essenen was dat mogelijk.) Nu werd de koninklijke Maria de stiefmoeder van het overgebleven Jezuskind, de zoon van Maria-Sophia.
Maria en haar stiefzoon
Na een aantal jaren stierf ook Jozef de timmerman: opnieuw een verlies voor Maria. Vanaf dat moment was heel haar hart gericht op haar stiefzoon in wie zij zoveel herkende van haar eigen gestorven zoon. Soms was het alsof ze hem hoorde praten, in plaats van haar stiefzoon.
Toen Jezus dertig jaar oud was, had hij een heel bijzonder gesprek met zijn (stief)moeder Maria. Hij stortte zijn hart bij haar uit en vertelde over zijn intense verdriet: dat de mensen steeds meer de verbinding met de geestelijke wereld begonnen te verliezen en stuurloos werden. Ze waren, zei hij, als een kudde schapen zonder herder. Maria luisterde en voelde mee: zijn verdriet werd haar verdriet.
Tijdens dat gesprek voltrokken zich twee bijzondere, eigenlijk onvoorstelbare gebeurtenissen: Jezus’ eigenlijke wezen, zijn geest, verliet zijn lichaam; vanaf dat moment liep hij als een zombie rond; hij verliet het huis en ging, als werd hij door een vreemde kracht gedreven, naar de Jordaan, waar hij door Johannes werd gedoopt. Daarbij daalde de kosmische Christus in de gedaante van een duif op hem neer en belichaamde zich in hem.
Ook met Maria gebeurde iets bijzonders bij dat gesprek: het was alsof de geest van de gestorven Maria-Sophia haar overschaduwde en zich met haar verbond. Ze voelde zelf dat ze daardoor een ander mens werd, alsof ze eindelijk geheeld was, zichzelf. Eigenlijk heel begrijpelijk, want op dat moment hadden het lagere ik van Eva en het hoger zelf van Eva zich in haar tot een eenheid verbonden.
Het centrum van de leerlingenkring
Vanaf dat moment volgde ze Jezus Christus op al zijn wegen. Door haar intense liefde werd ze zich bewust dat sinds de Doop in de Jordaan een ander, hoger geestelijk wezen door hem heen sprak en handelde. En steeds meer begon het haar te dagen, wie dit wezen was: de kosmische Zonnegeest, de Christus. Liefde opende haar geestelijke ogen en maakte haar bewust!
Intens droeg ze het lijden en sterven van Jezus Christus mee. Mede gedragen door haar geestkracht volbracht Jezus Christus zijn hoge en allesbeslissende opdracht. Na zijn opstanding was zij het die de discipelen hielp om de grote kosmische geheimen te begrijpen waarvan de opgestane Christus hen deelgenoot maakte.
Na het Pinksterfeest trok zij zich terug in Efeze. Maar ook al leefde zij daar – in de nabijheid van Johannes – in stilte, toch vormde zij het geestelijke centrum van de leerlingenkring. Haar gebed, haar meditaties en haar stille omgang met de engelenwereld brachten de zo noodzakelijke geestelijke krachten in beweging die hen inspireerden op al hun wegen. En toen de apostelen het christendom de wereld indroegen, was dat mogelijk door de bezieling van de koninklijke Maria.
Moeder der Smarten wordt Mater Gloriosa
Moeder Maria wordt Moeder der Smarten ofwel Mater Dolorosa genoemd. Niet alleen omdat ze zoveel verliezen heeft geleden in haar leven, maar vooral ook omdat ze het lijden en het sterven haar (stief)zoon zo intens en bewust meedroeg: ze wist dat de toekomst van heel de mensheid op het spel stond. Zonder woorden voelde ze wat er door Hem heenging. Zonder Hem te kunnen troosten, doorvoelde ze zijn onmacht en eenzaamheid en droeg dat mee.
Maar ze werd Mater Gloriosa, de glorievolle moeder, omdat ze op het vele verdriet in haar leven een diepe winst en een groot licht mocht veroveren: de intense vreugde dat Jezus Christus zijn hoge opdracht ook werkelijk vervuld en voltooid had!
Zo werd zij het oerbeeld van de oude esoterische wet: zo heftig als je wordt belaagd door het donker, net zo intens zal je de kracht van het ware licht mogen ervaren en schouwen.
Noot
- In de Bijbel wordt de eenwording van de twee Jezuskinderen op een verhulde en beeldende manier beschreven in Lukas 2 : 40 – 45.
I