1. Inleiding
• Orgaandonatie is een ingewikkeld thema.
Enerzijds is het afstaan van een orgaan een daad
van liefde en wat uit liefde gedaan wordt, kan toch
nooit verkeerd zijn?
Anderzijds heeft 60% van de mensen niet gereageerd op
het verzoek van de overheid om orgaandonor te worden.
Intuïtief voelen mensen kennelijk aan dat orgaandonatie
niet zo eenvoudig is als het lijkt en dat er allerlei
onopgeloste vragen zijn.
• Bij orgaandonatie is onze visie op de dood
doorslaggevend.
Als je denkt: dood is dood, is orgaantransplantatie geen
enkel probleem. Dan worden organen gezien als een
onderdeel van een machine die vervangen kunnen worden.
Denk je spiritueel, dan zijn organen ook drager van de ziel (zielenkrachten) en van de geest (geestelijke krachten).
En wat betekent orgaandonatie vanuit dat perspectief
voor de donor én voor de ontvanger?
• Ieder mens moet zelf beslissen!
Voel je dus werkelijk vrij in je eigen keuze.
• Marieke de Vrij zegt: In de jaren die ik werk
vanuit mijn heldere vermogens is dit onderwerp het
zwaarste dat ik heb gedaan. Ik zou mensen mijn inzichten
willen besparen, als ik twijfel had omtrent wat ik vrijgeef.
Wanneer ik echter niet spreek, zullen meer orgaandonaties plaatsvinden met alle gevolgen van dien.
Zie ook www.orgaandonor-neen.nl
• Er zijn verschillende manieren om donor te worden:
doneren bij het leven (een nier afstaan, bijvoorbeeld),
je dierbaren vertellen dat je na je dood donor wilt zijn,
en je laten registreren als donor (www.donorregister.nl)
• Het gaat bij orgaandonatie om donoren en om ontvangers.
Over de ervaringen van ontvangers wordt meestal alleen in technische zin gesproken. De laatste tijd komen er steeds
meer gegevens naar boven over hun innerlijke ervaringen,
zie b.v. de boeken van:
Paul Pearsall, Het geheugen van het hart, Lemniscaat 1998,
Renate Greinert, Ongestoord sterven, Akasha, 2009,
Claire Sylvia, Hart en Ziel, Luitingh-Sijthoff, 1997
2. Ervaringen van ontvangers
Een jongeman, vegetariër en zeer bewust van zijn voedsel,
wil na het ontvangen van een nieuw hart alleen nog maar
vlees en vet voedsel eten: daar hield zijn donor van.
Een driejarig Arabisch meisje krijgt het hart van een
achtjarig Joods jongetje. Het eerste wat ze na de operatie
vraagt, is een Joods snoepje, waarvan zij de naam niet kan
kennen. Een achtjarig meisje krijgt het hart van tienjarig
meisje dat vermoord werd. Ze krijgt nachtmerries over de moordenaar. Op grond van haar aanwijzingen kon de
moordenaar gepakt en veroordeeld worden.
Pearsall geeft 73 voorbeelden van harttransplantaties,
waarbij steeds een deel van de persoonlijkheid mee
overgegaan is. Hij concludeert:
• De hersens zijn niet de enige plaats van intelligentie.
Ook het hart kan denken.
• En: het lichaam bestaat uit cellen die informatie met
zich meedragen. Daardoor komt het dat een
getransplanteerd orgaan ‘oude‘ informatie blijft uitzenden.
Claire Sylvia krijgt na haar hart/longtransplantatie
een droom, waarin ze haar donor ontmoet: een jongeman
die Timothy L. heet.
Ze gaat op zoek naar overlijdensadvertenties uit de tijd
rond haar transplantatie, en vindt dan de advertentie
van Timothy Lasalle, 18 jaar, die bij een motorongeluk is
omgekomen. Als ze contact opneemt met zijn familie,
blijkt alles wat ze tot dan toe heeft ervaren, te kloppen:
hij hield van groene paprika’s, bier en kipnuggets, waar
Claire vroeger nooit van hield, maar na haar transplantatie plotseling wel. Ze richt een ontmoetingsgroep op van
mensen die een harttransplantatie hebben ondergaan,
en hoort ook daar allerlei indrukwekkende verhalen.
Zo kreeg iemand een hele nieuwe vocabulaire na zijn
transplantatie, moest een ander haar hart leren delen
met haar donor, en droomde een derde dat als je sterft,
je niet echt dood gaat, maar dat je gewoon het lichaam
van een ander binnengaat.
Voor Claire Sylvia is het duidelijk: de donor blijft aan het
lichaam van de ontvanger gebonden. Dat houdt dus in
dat hij/zij niet tot in de hogere geestelijke werelden kan
opstijgen.
3. De visie van Rudolf Steiner
De ervaringen van donoren sluiten naadloos aan bij wat
Rudolf Steiner vertelt: ons geheugen – en dus onze
herinneringen – worden bewaard in ons etherische
lichaam:het korte termijngeheugen bovenin,
het lange termijngeheugen onderin, waar ze zich hechten
aan de oppervlakte van de organen. Daarbij bewaart elk
orgaan eigensoortige herinneringen.
Marieke de Vrij vertelt het zo: de longen hebben te maken
met de ruimte die je durft in te nemen en met je inzichten
(ofwel wat je geestelijk inademt); de lever bewaart alles wat
nog verwerkt moet worden; is er teveel wat onverwerkt
bleef, wordt de lever ziek; de nieren hebben met onze communicatie te maken: of we onszelf durven geven aan
de ander en of we ons gezien voelen. Het hart bewaart de blauwdruk van ons levensplan.
Ook bewaart het de ethische betekenis van onze daden en woorden, ofwel het in- zicht in wat goed en wat kwaad was.
Denk hierbij aan wat de Egyptische traditie vertelt: dat het
hart van de gestorvene na zijn dood gewogen wordt
door de god Ma’at.
Als wij sterven, maakt het etherische lichaam zich
gedurende drie dagen, langzaam of snel, los van het fysieke lichaaam en van de organen los. Daardoor komen de
herinneringen vrij die in een kring om de gestorvene heen
komen te staan; het herinneringstableau.
4. Twee belangrijke kanttekeningen:
A. Wat doen de medicijnen tegen afstoting?
• Elke orgaan heeft een eigen ethersfeer ofwel een eigen
etherisch lichaam. Maar: de ethersferen van de verschillende organen vormen een geheel. Neem je een orgaan weg,
dan blijft daarom toch het gehele etherische lichaam werkzaam.
• Alle organen hebben eenzelfde trilling. Wordt een orgaan getransplanteerd, dan heeft dat een trilling die afwijkt van
het lichaam van de ontvanger. Het lichaam wil dit vreemde
orgaan daarom afstoten. En dus: medicijnen tegen afstoting.
Maar wat doen die? Die passen de trilling van het eigen
lichaam (en van de eigen organen) aan, en wel aan de trilling
van het nieuwe orgaan. Gevolg: het astraallichaam kan zich moeilijker tot uitdrukking brengen door het etherische lichaam heen, omdat de trilling daar- van niet meer past bij die van het astrale lichaam. Het gevolg is dat het karakter van de ontvanger vervlakt, iets wat heel wat mensen hebben waargenomen,
zonder dat ze dat begrijpen konden.
B. Hoe zit het met het zenuwstelsel?
• Organen worden bij transplantatie wel op het bloedvaten-
stelsel van de ontvanger aangesloten, maar niet op diens zenuwstelsel. Dat betekent dat er geen boodschappen
(prikkels) en herinneringen naar dat orgaan kunnen worden doorgegeven en dat dit orgaan dus geen specifieke
herinneringen kan bewaren.
En dat betekent weer dat er bij de eerste terugblik na de
dood (herinneringstableau) bepaalde herinneringen
mogelijk ontbreken.
5. Hersendood is niet dood
Er zijn mensen die in een diepe coma raken en van wie
niet verwacht wordt dat ze tot bewustzijn zullen terugkeren.
Zij scoren op de Glasgow Coma Schaal 3 – 8 punten.
Zij worden hersendood verklaard, waarna hun organen
uitgenomen mogen worden.
Maar: van verschillende mensen is bekend dat ze, hoewel hersendood verklaard, toch weer tot bewustzijn terugkeerden.
Zie b.v. het boek van Jan Kerkhoffs: “Droomvlucht in coma”
waarin hij vertelt hoe zijn vrouw, toen hij in coma lag, weigerde toestemming te geven om zijn organen uit te nemen.
Een week later werd hij alsnog wakker. Dat laat zien dat hersendood niet betekent dat iemand dood is!
Hersendood is een fase in het sterfproces, maar is niet
de dood zelf!
• Denk bijvoorbeeld aan zwangere vrouwen die hersendood
verklaard waren, maar na een aantal maanden toch een
gezond kind baarden: een dode kan geen kind baren.
Hersendood is niet dood!
• Een hersendode man kan een erectie krijgen: hoe kan
een dode nu een erectie krijgen?
• Als een hersendode naar de operatiekamer gebracht
wordt, krijgt hij dikwijls anesthesie (verdoving) vanwege
het Lazarussyndroom: sommige hersendoden maken vlak
voor de uitname van de organen, afwerende bewegingen
met armen en benen.
• De Braziliaanse arts en neuroloog Cicero Coimbra heeft methoden ontwikkeld om een hersendode weer te genezen,
o.a. met vitamine D3 en verschillende hormonen.
6. De Nederlandse wetgeving
In 1967 vond de eerste harttransplantatie plaats in
Zuid-Afrika door dr. Christiaan Barnard: hij gaf een
55-jarige man het hart van een vrouw die bij een
verkeersongeluk was omgekomen. In 1968 vonden
meteen al meer dan 100 transplantaties plaats!
De Verenigde Staten wilden meedoen. Maar waar moesten
de harten vandaan komen? Toen ontstond de idee om
patiënten die in een diep coma verkeerden, hersendood
te verklaren. (Tot dan toe werden die als levend gezien!)
Zo ontstond het hersendoodcriterium!
In 1998 trad in Nederland de wet op de orgaandonatie
in werking. In artikel 14 staat:
• dat hersendood betekent dat iemand dood is.
• Ook wordt iemand die hersendood is, een beademd
stoffelijk overschot genoemd.
7. De visie van Marieke de Vrij
• De donor en de ontvanger zijn tot elkaar veroordeeld;
hun ziele-informatie is verstrengeld geraakt.
• Zijn er verschillende ontvangers, dan is die verstrengeling
met andere mensenzielen nog ingewikkelder.
• Behoud van zielseigenheid is van cruciale betekenis!
• Zolang het hart (en/of andere organen) nog klopt in het
lichaam van de ontvanger, kan de donor zich niet
terugtrekken in de geestelijke wereld.
8. De Egyptische cultuurperiode gespiegeld
• De Egyptische cultuurperiode was de derde na-Atlantische
• cultuurperiode: 2907 – 747 v. Chr.
• In die tijd werden Farao’s en andere vooraanstaanden
gebalsemd en gemummificeerd.
• Omdat het etherische lichaam nog niet was losgekomen
van het fysieke lichaam, bleef de ziel van de gestorvene
bij het mummificeren nog met het fysieke lichaam verbonden.
• Deze organen werden behandeld en bewaard in kruiken die
kanopen genoemd worden.
• De priesters deden dit met opzet: zo werd de gestorvene,
wiens ziel nog verbonden was met het gemummificeerde
lichaam, een kanaal voor de priesters. Dankzij dit kanaal bleven
zij verbonden met de geestelijke wereld.
• De priesters hadden een dergelijk kanaal nodig, omdat
omstreeks 3000 v. Chr. het Kali Yuga begonnen was, ofwel het IJzeren Tijdperk, waarin de helderziende verbinding met de geestelijke wereld stap voor stap verloren ging.
• De mummificering had grote gevolgen voor de gestorvene:
hij kon niet opklimmen tot in de hogere geestelijke werelden
en zijn aandacht werd in versterkte mate gericht op de aardse
wereld. Daardoor kwam de gestorvene in een volgend leven
terug met een grote aandacht voor de wereld van de materie.
• Toen was dat goed: de mens moest toen nog leren zich thuis
te gaan voelen op aarde, in de wereld van de materie.
• In dit opzicht is orgaandonatie in deze tijd niet goed. Want
orgaandonatie bindt de gestorvene aan de aarde, richt hem
op de materie en maakt hem materialistisch, terwijl de mens
in deze tijd – nu het Kali Yuga in 1899 geëindigd is – zich nu
juist stap voor stap van de materie moet losmaken om zich
te leren richten op de wereld van de geest.
Wij leven nu in de vijfde na-Atlantische cultuurperiode
(1413 – 3573 na Chr.). De vijfde periode spiegelt altijd de
derde. In de derde moest de mens zich leren richten op de materiewereld, en daarom was mummificatie toen zinvol.
In de vijfde moet de mens zich juist los gaan maken van de
materie om zich te richten op de geestelijke wereld.
Daarom moet de mens in deze tijd ontdekken dat
orgaandonatie juist niet goed is!
Hans Stolp