Als een geestelijk wezen daalde je af naar de aarde:
je wilde er je lessen leren, je verder ontwikkelen
en zowel de aarde, als je medemens je liefde schenken.
Je bewustzijn werd zo verregaand afgedempt
dat je alleen nog maar een droombewustzijn bezat.
Je bekleedde je met een fysiek lichaam dat jou
door je ouders geschonken werd. Toen moest je
eerst dit lichaam je eigen maken: zeven jaar
duurde dat proces. Het duurde totdat je melktanden
uitvielen en je je eigen, unieke gebit kreeg.
Daarna moest je je etherisch lichaam ontwikkelen.
Vervolgens, bij de puberteit, begon dat proces, waarbij
je je astrale lichaam eigen maakte. Toen, eindelijk,
toen je eenentwintig jaar oud was, was de ontwikkeling
van je drieledige lichaam voltooid. Nu kon je
beginnen aan de ontwikkeling van je ziel.
Van je eenentwintigste tot je tweeënveertigste
was je volop bezig met het ontwikkelen van je
drie grote zielenkrachten: voelen, denken en willen.
Toen, eindelijk, bij de midlifecrisis, was je klaar
voor het hoge doel van je leven. Nu kon
een nieuwe, geestelijke kracht in jou ontwaken
en werkzaam worden: de geest, je hoger zelf.
Groot waren de lessen, waar de geest je voor plaatste:
leren denken met je hart, nederig en dienstbaar worden,
de kracht van de wijsheid beoefenen. Door deze lessen
kon de geest op drievoudige wijze in jou geboren worden,
en mocht je anderen bijstaan met een helder denken.
Na je zeventigste jaar kreeg je nog wat extra jaren
om de mensheid te schenken van het vele dat je
ontvangen had van de aarde en de medemens.
Zo werd je een schenkend en gevend mens.
De ware liefde werd al gaande zichtbaar in jouw
ogen. Ook voelden de mensen aan jou een inzicht,
waaraan zij zich laven wilden. Toen was jouw missie,
jouw levensopdracht, eindelijk volbracht. Met een hart
vol geestelijke winst keerde je terug naar huis.