Een verslag van de eerste lezing

Deel 1

Ons leven verloopt in ritmes van zeven jaar. In elk van die zeven jaar hebben wij een bepaalde opgave te vervullen die belangrijk is voor onze geestelijke ontwikkeling. Het is sowieso zinvol om inzicht te krijgen in de nieuwe opdracht die ons elke zeven jaar wordt toevertrouwd: dan ontwikkelen wij een gevoel voor het ritme van ons leven.

Fascinerend is het echter ook om te ontdekken waar wij zijn afgeweken van dat ritme van zeven jaar: juist die afwijkingen laten ons zien waar en op welke wijze ons Ik, dat in het verborgene leiding geeft aan ons leven, heeft ingegrepen in onze ontwikkeling. Daarom kunnen we juist aan de afwijkingen iets aflezen van wat ons ‘Ik’ met ons leven bedoelt en wil.

In deze lezing willen we allereerst stilstaan bij die ritmes van zeven jaar en daarbij het oog gericht houden op ons eigen leven: hoe is dat bij ons persoonlijk gegaan? Ook andere vragen komen aan de orde, bijvoorbeeld: waarom zijn wij in deze tijd zoveel meer geïnteresseerd in onze biografie of levensloop?

Al doende zullen we waarschijnlijk ook ontdekken dat juist de breuken in ons leven en de moeilijke periodes een hele nieuwe ontwikkeling in ons leven mogelijk maakten. Kortom: het thema van deze lezing nodigt ons uit om op ons eigen leven terug te kijken om, al is het maar een klein beetje, te leren begrijpen waarom ons leven ging zoals het ging.

Ter inleiding:

Onze levensloop wordt wel onze biografie genoemd. En het verwerven van inzicht in onze levensloop wordt biografiewerk of biografiek genoemd. Biografiek is iets anders dan psychotherapie. Psychotherapie is vooral gericht op het verleden en op het verwerken van trauma’s uit het verleden. Daarbij is deze therapie met name bedoeld voor mensen die met onverwerkte ervaringen of trauma’s kampen en die niet meer zo goed sturing aan hun eigen leven kunnen geven.

Biografiewerk is daarentegen voor iedereen bedoeld die inzicht in het eigen leven wil krijgen en is vooral gericht op de toekomst. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een scheiding. Bij psychotherapie ligt de nadruk op het verwerken van de pijn van het verlies, de onmacht en de gekwetstheid. Terwijl bij biografiek de nadruk veel meer ligt op de mogelijkheden die door de scheiding ontstonden en op de vraag of je die mogelijkheden ook daadwerkelijk gerealiseerd hebt.

Er worden verschillende cursussen gegeven in biografiewerk. Ook kun je bijvoorbeeld biografisch coach worden en anderen helpen om inzicht in hun levensgang te krijgen. Zie daarvoor www.biografiek.nl. Daar vind je ook het bekende motto van Sören Kierkegaard: ‘Het leven wordt voorwaarts geleefd, maar achterwaarts begrepen.’

Het basisboek voor het biografiewerk is nog altijd het boek van Bernard Lievegoed: ‘De levensloop van de mens.’ Ook het boek van Gudrun Burkhard is een must voor iedereen die zich in dit onderwerp wil verdiepen: Je leven in de hand nemen, werken aan je eigen biografie. Zie daarnaast: Mathias Wais, ‘Biografische verkenningen.’

Centraal bij het biografiewerk staat het inzicht dat wie het grondpatroon van het leven kent, denk aan de zevenjaarsperioden, het eigen leven beter zal begrijpen. De zevenjaarsperioden vormen daarbij de verschillende groei- en ontwikkelingsfasen van de mens.


Deel 2

1. Een voorbeeld van biografisch inzicht: spiegelingen in de eerste levenshelft

De fase van 21–42 jaar is een spiegeling van de eerste 21 jaar. Een spiegeling betekent dat bepaalde levensomstandigheden of situaties kunnen samenhangen met gebeurtenissen uit vroegere levensjaren.

  • Zo kreeg een jonge vrouw van 33 een onverklaarbare depressie. Bij nadere beschouwing bleek dat op haar 9e jaar haar moeder was overleden, een gebeurtenis die zich spiegelde in het 33e jaar.
  • Een man, geboren in de oorlogsjaren, maakte in zijn eerste levensjaren heftige bombardementen mee. Deze eerste drie levensjaren spiegelden zich in de scheiding van zijn vrouw tussen zijn 39e en 42e jaar. Hij zei zelf: het leek alsof het oorlog was!
  • Een jonge vrouw kreeg op haar 28e jaar de aandrang tot schilderen. Terugkijkend besefte ze dat ze op haar 14e, de spiegelleeftijd, was gestopt met schilderen.

2. De levenstekening

Het woord ‘biografie’ stamt uit het Grieks en betekent letterlijk levenstekening. Deze levenstekening is een universeel oerbeeld van onze biografie. Dat betekent dat iedereen door dezelfde levensfasen, en dus door dezelfde uitdagingen en beproevingen, heengaat. Maar iedereen doet dat wel op een heel eigen, unieke manier. Juist die afwijkingen van het oerbeeld zijn belangrijk: ze vormen onze individuele biografie en vertellen ons over de diepere patronen en het karma van ons leven.

Opvallend is dat zowel in de pedagogiek, als in de biografiek en de psychotherapie veel aandacht wordt besteed aan de eerste levenshelft, en veel minder aan de latere levensjaren. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat na ons 63e jaar de karma-vrije jaren aanbreken. Ook staan we in die jaren niet langer onder de directe inwerking van bepaalde planeten.

3. De inwerking van de planeten op onze levensgang

  • 1–7 jaar: MAAN – Groeikrachten en een magische sfeer
  • 7–14 jaar: MERCURIUS – De gouden jaren van een kind: energie en levenslust
  • 14–21 jaar: VENUS – Liefde, idealen en voortplantingskracht
  • 21–42 jaar: ZON – Individualiteit en onafhankelijkheid
  • 42–49 jaar: MARS – Opvallende individualisering
  • 49–56 jaar: JUPITER – Wijsheid
  • 56–63 jaar: SATURNUS – Loslaten en beproevingen

4. De kosmische badkuip

Er is bij de eerste levenshelft sprake van afdalen naar de aarde en bij de tweede levenshelft van opstijgen en dus van een nieuwe verbinding met de geestelijke wereld. Ofwel: van incarneren en excarneren, ofwel: van ontvangen en geven. Daarbij is er sprake van negen geboortes: de eerste zes of zeven verlopen als vanzelf, het zijn natuurlijke geboortes. Vanaf het 42e jaar hangen de geboortes van onze eigen inzet af:

  • Werken we na het 42e jaar niet bewust aan onszelf, dan komen onze zielenkrachten in de sfeer van de neergang van onze lichamelijke krachten en worden we depressief, chagrijnig en ontevreden.
  • Werken en leven we door alsof er niets verandert, dan krijgen we na een aantal jaren een gezondheidscrisis, bijvoorbeeld een hartaanval of ernstige ziektes.
  • Werken en leven we echter vanuit een groter bewustzijn aan onszelf, dan komen onze zielenkrachten in de sfeer van de ontluikende geestkracht en worden we evenwichtige, wijze en liefdevolle mensen.

5. De eerste grote reeks van drie zevenjaarsfasen: 0–21 jaar

In de eerste drie levensfasen moet het lichaam ontwikkeld worden om als instrument van de ziel en geest te dienen:

0–7 jaar – eerste zevenjaarsfase:

  • Het kind maakt zich het fysieke lichaam eigen. Kinderziektes bevorderen dit proces. Gedurende de eerste zeven jaar worden alle cellen van het lichaam vernieuwd en aangepast: iedere cel krijgt individualiteit. Het afstoten van de melktanden is het sluitstuk van dit proces.
  • Veiligheid, warmte en liefde zijn essentieel. Ontbreken deze, dan kan het kind zich geen zuiver gevoel voor goed en kwaad vormen.
  • Rond het zevende jaar komen de etherische krachten vrij en vormen het etherische lichaam: de tweede geboorte.

7–14 jaar – tweede zevenjaarsfase:

  • Het kind leeft in een eigen, afgesloten wereld: een sprookjestuin. Fantasie is essentieel voor ontwikkeling en sociale contacten.
  • Kunst en religieuze verhalen wekken gevoel voor schoonheid en verwondering.
  • Het kind vereenzelvigt zich met autoriteiten om zich verder te ontwikkelen.
  • Bij de prepuberteit begint de muur rond de binnenwereld af te brokkelen; bij de puberteit stort deze helemaal in.

14–21 jaar – derde zevenjaarsfase:

  • Het astrale lichaam wordt geboren: de puber staat alleen tegenover een bedreigende wereld. Eenzaamheid is een grondgevoel.
  • Lichamelijke liefde en verlangen naar idealen ontluiken. Rebellie en rechtvaardigheidsgevoel zijn kenmerkend.
  • Ouders en leraren moeten authentiek zijn; de puber leert zelfstandigheid en eigen persoonlijkheid te ontwikkelen.

6. De tweede grote reeks van drie zevenjaarsfasen: 21–42 jaar

In deze fase wordt de ziel geboren: de belangrijkste zielenkrachten – voelen, denken en willen – worden ontwikkeld:

  • 21–28 jaar: Waarnemingsziel – nadruk op gevoelens.
  • 28–35 jaar: Verstands- en gemoedsziel – nadruk op denken en logica.
  • 35–42 jaar: Bewustzijnsziel – nadruk op zelfbewustzijn en vragen over het eigen leven.

De tweede grote reeks van drie zevenjaarsfasen: 21–42 jaar (vervolg)

Vierde zevenjaarsfase: 21–28 jaar

  • De jonge mens is sterk gericht op zichzelf: Hoe denken anderen over mij? Ook wil hij in zijn contacten met anderen ontdekken wie hij nu eigenlijk zelf is. Het zijn leerjaren waarin de jonge mens moet leren om zichzelf op te voeden.
  • De partner wordt in deze fase vaak gekozen als aanvulling van onszelf: omdat hij of zij vermogens bezit die wij zelf niet hebben. Pas in de volgende fase maken we een individualiseringsproces door en hebben we deze aanvulling niet meer nodig.
  • We zitten in deze fase nog vol idealisme en denken bijvoorbeeld dat we onze alcoholische partner gemakkelijk van zijn drankzucht kunnen bevrijden, enzovoort.

Vijfde zevenjaarsfase: 28–35 jaar

  • De etherische krachten ontwikkelen zich tot logica en intellectuele capaciteiten: het hoofd spreekt, het hart zwijgt.
  • De mens is sterk naar buiten gericht en materialistisch ingesteld; daarom wordt deze fase wel de fase van het natuurlijke egoïsme genoemd.
  • Het is ook de fase van de Christusjaren: 30–33 jaar. Burkhard noemt deze fase die van de dood en opstanding: het natuurlijke egoïsme moet sterven om ruimte te scheppen voor liefde en mededogen. Wie zich ervoor openstelt, kan in deze jaren de Christuskracht van liefde en mededogen ontvangen.
  • Daarom moet de man in deze jaren zijn anima gevoelskracht ontwikkelen, en de vrouw haar animus, ofwel haar kracht.

Zesde zevenjaarsfase: 35–42 jaar

  • Deze fase is die van de authenticiteitscrisis: je hebt een persoonlijkheid opgebouwd, maar nu moet deze persona (masker of rol) afgebroken worden om ruimte te scheppen voor wie jij écht bent.
  • Door deze zelfbezinning kan de bewustzijnsziel geboren worden.
  • Je komt je eigen grenzen tegen: bijvoorbeeld dat je je alcoholische partner niet van de drank kunt afhelpen. Ook komt de grens van de dood in de verte in zicht.
  • Het zijn jaren waarin je leert dat het niet om hebben gaat, maar om zijn.
  • Het 42e jaar vormt het grote omslagpunt in onze biografie: dit omslagpunt wordt aangeduid als de midlifecrisis.
  • Bij deze crisis krijgen mensen vaak ook geestelijke ervaringen: het begin van een nieuwe levensfase, waarin de geest werkzaam wil worden in ons.

De derde reeks van drie zevenjaarsfasen: 42–63 jaar

  • Nu moet het astraallichaam (een klein beetje) worden omgevormd tot geestzelf.
  • Het etherische lichaam moet in de toekomst worden omgevormd tot levensgeest.
  • Het fysieke lichaam moet in de toekomst worden omgevormd tot geestmens.

Hans Stolp