Het woord esoterisch heeft twee betekenissen: verborgen of geheim (1) en innerlijk (2). De esoterische traditie is dan ook díe traditie die de geheime leer van Jezus doorgeeft. In het openbaar vertelde Jezus over de algemene leer en sprak hij dus over dingen die iedereen kan begrijpen. Die algemene kennis noemt iemand als de apostel Paulus in de brief aan de Hebreeën (5:12-14) ‘de melkspijs.’
Maar in de beslotenheid van de leerlingenkring vertelde Jezus ándere, verborgen en dus esoterische dingen. Dan vertelde hij over leringen die geheim moesten blijven en die niet in het openbaar doorgegeven konden worden, omdat de mensen die geheime leringen niet zouden kunnen begrijpen. Tot die geheime leer behoort bijvoorbeeld het onderwijs in karma en reïncarnatie, maar ook het inzicht in de samenstelling van de mens: dat de mens bestaat uit drie verschillende wezensdelen: lichaam, ziel en geest. Zie bijvoorbeeld 1 Tessalonicenzen 5:23.
Deze driedeling is een versimpeling van de vierdeling, zoals de esoterische traditie die kent. Die zegt dat de mens bestaat uit het fysieke lichaam, het etherische lichaam, het astrale lichaam en de verborgen geest in ons, de Christusgeest. In andere tradities wordt de verborgen geest in ons ook wel het Zelf genoemd, het Ik, de Boeddha-natuur of het hoger Zelf. Noemde Paulus de algemene kennis de melkspijs, de geheime kennis noemde hij de vaste spijs: zie Hebreeën 5:12-14. Onvermoeibaar wijst hij er ons op dat wij weliswaar beginnen om ons de eenvoudige, algemene geloofskennis eigen te maken, de melkspijs, maar dat vervolgens van ons verwacht wordt dat wij ons de dieper gaande esoterische kennis eigen maken, de vaste spijs.
Niet alleen Jezus gebruikt dit onderscheid tussen enerzijds de algemene, openbare of exoterische kennis en anderzijds de geheime of esoterische kennis, álle grote meesters deden dat in hun tijd. Ook Boeddha, bijvoorbeeld. Vandaar dat alle godsdiensten het verschil kennen tussen de algemene (geloofs)kennis, ofwel de exoterische leer, en de geheime kennis, ofwel de esoterische leer. Ook in de Islam vinden we bijvoorbeeld een ingrijpend verschil tussen de exoterische kennis, zoals de meeste imams die doorgeven, én de esoterische kennis, zoals we die bijvoorbeeld in de mystiek, de Ali-mystiek en in de Soefi-traditie aantreffen.
Van die geheime of esoterische leer kun je in de bijbel allerlei sporen terugvinden, maar meestal als terloops, haast tussen de regels door. Logisch, want het gaat om een geheime kennis die verder in het openbaar niet wordt uitgesproken. Zodra in de bijbel de uitdrukking valt: ‘Wie oren heeft, die hore’ worden we met die uitdrukking gewezen op verborgen, geheime kennis die in de zojuist gebruikte woorden en beelden besloten ligt. Als Jezus bijvoorbeeld aan zijn leerlingen verteld heeft dat Johannes de Doper een incarnatie van de grote profeet Elia is, laat hij direct op de uitspraak volgen: Wie oren heeft, die hore! Zie Mattheus 11:14-15.
Overigens is het bijzondere van Jezus dat hij die geheime leer in principe openbaar heeft gemaakt en dat hij wilde dat nu aan iedereen die daarvoor open stond, die geheime kennis zou worden toevertrouwd. Esoterisch Bijbellezen is dan ook niets anders dan de poging om die oorspronkelijke, geheime leringen van Jezus, zoals die in de Bijbelse teksten te vinden zijn, weer op te sporen en ons die eigen te leren maken. Je mag zeggen dat de kerkelijke traditie vooral de algemene, exoterische kennis doorgeeft. Maar dat oude stromingen zoals de gnostiek, de Katharen, de Waldenzen, de Bogomielen, vele mystici, de Vrijmetselaars, de Theosofen en de Antroposofen die esoterische kennis doorgeven.
Het woord esoterisch betekent echter ook innerlijk, of van binnen. Daarmee wordt bedoeld dat alle kennis die Jezus doorgeeft, in feite kennis over ons innerlijke leven is. Het gaat Jezus dus niet om uiterlijke gebeurtenissen of een geloofsleer, maar om inzichten in het innerlijke leven. Als Jezus bijvoorbeeld iets vertelt over de Farizeeërs, dan bedoelt hij in feite niet die schriftgeleerden, maar de Farizeeërs in onszelf. En als Jezus spreekt over het koninkrijk Gods, dan bedoelt hij niet een uiterlijk koninkrijk dat komen gaat, maar een bepaalde innerlijke levenshouding, of een bepaald bewustzijn dat ons échte vrede geeft.
Esoterisch Bijbellezen wil dan ook zeggen dat we die oude verhalen weer zó leren lezen, dat zij ons iets vertellen over onze eigen binnenwereld, over ons eigen innerlijke leven. En het bijzondere is, dat de bijbel daardoor weer zo boeiend en fascinerend wordt! Wie meer wil weten, verwijs ik graag naar mijn beide boeken uit de reeks Esoterisch Bijbellezen: ‘Jezus van Nazareth,’ en ‘Johannes de Ingewijde.’
Hans Stolp
