Het esoterische christendom wat is dat eigenlijk?
De esoterie door de eeuwen heen:
a. Eeuwen en eeuwenlang, tot ongeveer 3000 v.Chr.
was er een direct weten en een directe verbinding
met de geestelijke wereld.
b. Toen de helderziendheid minder werd, waren er
ingewijden die de verbinding met de geestelijke
wereld levend hielden; zij werden opgeleid
op mysteriescholen.
c. Rond het begin van onze jaartelling hielden de
mysteriescholen langzamerhand op te bestaan:
ze waren gedevalueerd en de meesten waren niet
betrouwbaar meer.
d. In de gnostische geschriften werd de kennis uit de
mysteriën die eeuwenlang verborgen was gehouden,
in het openbaar doorgegeven.
e. In de vierde eeuw werden de gnostische geschriften
uitgeroeid en de esoterische kennis uitgebannen.
f. Eeuwenlang ging de esoterie vervolgens ondergronds
en kwam slechts af en toe naar boven; bijvoorbeeld bij
de Katharen, de Bogomielen en de Manichaeërs, maar
ook bij mensen als Jacob Boehme, Swedenborg, Lorber
en Johannes Greber.
g. In 1875 werd de Theosofical Society door Madame
Blavatsky opgericht. In 1913 begon Rudolf Steiner
de Antroposofische beweging, die in 1923 tot de
Antroposofische vereniging werd omgevormd:
daarmee kwam de esoterie weer in het openbare leven.
Aan het einde van de 20e eeuw kreeg de esoterie langzaam
in steeds bredere lagen van de bevolking bekendheid.
De vijf kenmerken van de moderne esoterie
1. Wij zijn en blijven zélf verantwoordelijk voor ons leven.
Dorothee Sölle zei eens: Het kán niet dat God de
kampbeulen vergeeft achter de rug van de slachtoffers
om. Volgens het kerkelijke Christendom kan een kampbeul
op het laatste moment van zijn leven nog vergeving
krijgen, als hij tenminste berouw heeft.
Volgens het esoterisch Christendom blijft de beul echter
zelf verantwoordelijk: langs de weg van het karma wordt
die verantwoordelijkheid uitgewerkt. Volgens Paulus luidt
de wet van het karma: Wat een mens zaait, zal hij ook
oogsten. (Galaten 6:7) Deze uitspraak van Paulus valt
alleen te begrijpen als je in gedachten deze woorden
op de volgende manier aanvult:
Zo niet in dit leven, dan in een volgend leven…
2. We worden opgeroepen om de weg naar binnen te gaan.
Laat uiterlijke autoriteiten los en ga naar binnen.
Daar zal je zelfinzicht verwerven, je schaduw ontmoeten
en zowel met je geweten als met je weten in verbinding
komen. Jezus leidde de aandacht van de mensen naar
de Zaligsprekingen, aanwijzingen voor het gaan van de
weg naar binnen, in plaats van naar de Tien Geboden.
Overigens: de fase tussen het loslaten, van de
uiterlijke autoriteiten, en het vinden van de normen en
waarden in het eigen geweten, is een gevaarlijke fase
van verruwing, leegte en verharding: deze fase beleven
we nu!
3. De essentie van het leven is groei…
Alles in het leven is op groei en ontwikkeling gericht.
Dat geldt ook voor ons geestelijk leven, voor onze
inzichten en voor wat we als juist en waar houden.
Het inzicht in groei als de essentie van het leven heeft
nogal wat gevolgen:
– het vraagt van ons steeds weer los te laten;
– het betekent dat ik morgen anders denk dan vandaag:
mijn waarheid is dus betrekkelijk;
– het betekent dat de beelden die wij van God maken
per definitie ontoereikend zijn;
– én het betekent dat ik de wijsheid niet in pacht heb,
want tot de laatste dag van mijn leven blijf ik veranderen
en blijf ik, hopelijk geestelijk groeien.
4. De tijd waarin wij leven is een zeer bijzondere tijd.
Volgens de Hindoe-traditie is dit de tijd van het verval
van het IJzeren Tijdperk, een cruciale overgangstijd.
Het is de tijd waarin wij ons bewust zullen gaan worden
van ons hoger zelf of de innerlijke Christus. Het is ook
de tijd waarin aan onze weg van afdaling tot in de
materie een einde komt en wij gaan beginnen aan
een weg van vergeestelijking, een opstijgende weg.
5. Word je bewust van wie je ten diepste bent:
een goddelijk wezen!
Jezus zei: Jullie zijn goden (Johannes 10:34)
De kerkelijke traditie zei: Ik ben van nature geneigd
God en mijn naaste te haten. (Heidelbergse Catechismus,
zondag 5), en: we zijn onbekwaam tot enig goed en
geneigd tot alle kwaad (Heidelbergse Catechismus,
zondag 7) Legt het kerkelijk Christendom de nadruk
op onze onmacht en kleinheid, de esoterische traditie
legt juist de nadruk op onze (toekomstige) grootheid.
Kenmerkend voor het Esoterisch Christendom:
a. De Christus incarneert zich in de mens Jezus
In de kerkelijke traditie zien we twee uitersten wat
betreft de visie op Jezus Christus: hij wordt óf als
Gods Zoon – en dus als een god – gezien, óf als een
mens (en niet meer dan dat…).
Volgens de esoterische traditie is Jezus een mens als
wij, maar heeft de hoogste kosmische goddelijke
Geest van de Liefde, de Christus, zich bij de doop in
de Jordaan in hem belichaamd. Johannes citeert in
het laatste Bijbelboek Openbaring, de woorden die
Christus in een visioen tegen hem uitsprak:
Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op
mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten
ben met mijn Vader op Zijn troon. Het doel van onze
evolutie is dus om uiteindelijk het broertje of zusje
van Jezus Christus te worden en naast hem
op de troon te zitten…
b. Een intieme band met de innerlijke Christus
én met de Christus die van buiten tot mij komt…
Alles is dualiteit: man/vrouw, licht/donker, onder/boven
enzovoort. En dus moet de geboorte van de
Christus-in-ons-hart in deze tijd, wel vergezeld gaan van
de (uiterlijke) verschijning van Christus aan ons.
Wat vanbinnen gebeurt, wordt ook uiterlijk zichtbaar.
Daarom gaat het erom ons zowel de innerlijke Christus
bewust te worden, als open te staan voor zijn verschijning
aan ons (waarvan in onze tijd in toenemende mate sprake is!)
De visie van het Esoterisch Christendom op de Christus,
ofwel: wat de grote ingewijden vertellen over de weg
van de Zonnegod naar de aarde.
– De Rishi’s , de grote ingewijden uit de Indische cultuur,
zagen schouwend de gestalte van een man in de zon:
de Zonnegeest. Van hem zeiden zij:
a) Eens zal deze het kwaad op aarde overwinnen.
b) Deze Zonnegeest is de scheppende kracht van de liefde.
c) Zijn naam luidt Vishvakarman.
d) Zijn geheime naam is het Ik.
e) Eens, zagen de Risho’s, zou deze god een offer brengen,
zich met de aarde verbinden en de harten van de
mensen binnengaan. Daar zou hij de kracht van het Ik
wekken en met behulp van deze kracht de mens tot
individu maken.
– Zarathoestra, de grondlegger van de Perzische religie,
zag dat de Zonnegeest, die hij Ahoera Mazda noemde,
onderweg was naar de aarde toe.
a) Deze, zag hij, zou ooit in de toekomst op aarde
incarneren en daar Ahriman, het kwaad, overwinnen.
b)Job schouwt een stralende Lichtgestalte en zegt: eens
zal deze op aarde ingrijpen en de aarde verlossen
van het kwaad.
c. Boeddha mocht als eerste mens de liefdeskrachten
van de naderende Zonnegeest opvangen en kon
daardoor de mensen, de leer van mededogen schenken.
d. De Essenen zien dat de Zonnegeest op het punt staat
de sfeer van de aarde binnen te treden en zich
te verbinden met een mens.
e. En Johannes vertelt in zijn proloog (Johannes 1) dat
deze Zonnegeest, die hij het Woord of de Logos noemt,
zich bij de doop in de Jordaan belichaamd heeft in de
mens Jezus van Nazareth: Het Woord is mens geworden….
De esoterische religies beschrijven dus allemaal vanuit
eigen perspectief de afdaling van de Zonnegeest, in het Christendom de Christus genoemd, naar de aarde.
De geheime kennis van de esoterische traditie.
De aarde incarneert zeven maal;
Die zeven incarnaties worden achtereenvolgens genoemd:
1. Saturnus, 2. Zon, 3. Maan, 4. Aarde, 5. Jupiter, 6. Venus
en 7. Vulcanus.
Wij leven nu op de vierde incarnatie. Er komen dus nog drie belichamingen van Moeder Aarde.
1) De huidige Moeder Aarde doorloopt zeven grote tijdperken:
– het Polaire tijdperk (begon 1 miljard jaar geleden!),
– het Hyperborese tijdperk,
– het Lemurische tijdperk (inwijding in aardse leven en
het geheugen),
– het Atlantische tijdperk (ego, ziekte, oorlog en karma,
maar ook taal ontstond,
– het na-Atlantische tijdperk, daarin leven we nu,
– het zesde tijdperk
– en het zevende tijdperk.
2) Het na-Atlantische tijdperk begon ongeveer
10.000 voor Christus en zal duren tot ongeveer
10.000 na Christus. Het na-Atlantische tijdperk kun je
weer in zeven tijdvakken onderverdelen:
– het Indische tijdvak;
– het Perzische tijdvak;
– het Egyptisch-Chaldeeuwse tijdvak;
– het Grieks-Romeinse tijdvak;
– het Christelijke tijdvak (ofwel het huidige tijdvak);
– het zesde tijdvak
– en het zevende tijdvak.
Het huidige, christelijke tijdvak, begon 1413
na Christus tot 3573 na Christus.
Het ontstaan van het exoterisch Christendom.
De eerste fase van het Christendom (tot aan 313) wordt
wel het Oer-christendom genoemd.
Vele Essenen werden Christen, en mede daardoor bleef
de band van het Christendom met de Mysteriën bewaard.
Het is de tijd van martelaren, de catacomben en van een onvoorstelbaar snelle verbreiding van het Christendom.
In 313 vaardigt keizer Constantijn het Edict van Milaan
uit en geeft de Christenen godsdienstvrijheid.
De kerk wordt in snel tempo een soort overheidsapparaat,
en de christelijke leer wordt juridisch uitgelegd met
termen als zonde, schuld en straf.
De paus krijgt de macht te binden en te ontbinden:
te vergeven of het iemand te blijven aanrekenen.
Door dit alles wordt de kerk een politieke macht.
In de vierde en 5e eeuw wordt bovendien de leer van
de jonge kerk op allerlei Concilies vastgelegd:
het Concilie van Nicea (325), van Constantinopel (381),
van Efeze (431) en van Chalcedon (451) bijvoorbeeld.
De bijzondere keizer Julianus, die Apostata of de
Afvallige genoemd wordt, deed omstreeks 360 nog
een laatste poging om het Christendom te verbinden
met de mysteriën: hij ging op zoek naar de verbinding
tussen de Zonnegod en Christus, maar hij werd door
een Christen vermoord.
Keizer Theodosius maakte tenslotte in 392 van het
Christendom een staatsgodsdienst.
Hans Stolp