“Het gewone leven als inwijdingsschool” III

De waterproef…

In de Bijbel wordt het verhaal verteld

over Jezus die over het water liep.*

De discipelen van Jezus varen in die nacht met

hun vissersboot naar de overkant van het meer

van Galilea. Plotseling zien ze in het donker een

gestalte over het water naar hen toekomen:

het is Jezus die naar hen toekomt.

De discipelen schrikken en denken dat het een

geestverschijning is. Maar dan zegt Jezus:

“Wees niet bang, ik ben het.”

Meteen ebt de angst van de leerlingen weg.

Dan vraagt Petrus aan Jezus of hij ook over het

water mag lopen en Jezus tegemoet mag gaan.

Jezus zegt: “Kom!” Direct stap Petrus over de

reling van de boot en zowaar, het water draagt

hem. Maar als hij naar het deinende zwarte water

onder zijn voeten kijkt, slaat de schrik hem ineens

om het hart. Op datzelfde moment zinkt hij weg

in het water: de golven dragen hem niet meer.

“Heer, red mij!” Maar dan steekt Jezus zijn hand

uit en helpt Petrus overeind.

En zie: het water begint hem weer te dragen.

Dit verhaal is het oerbeeld van de waterproef.

Als het donker is in ons leven toeslaat en er

beproevingen op onze weg komen, hebben wij

dikwijls het gevoel dat we de grond onder onze

voeten verliezen. Dan gaat het erom op de een

of andere manier koelbloedig en rustig te blijven

en onze zelfbeheersing te bewaren.

Dat kan alleen vanuit een innerlijk vertrouwen.

Dat vertrouwen is van belang, want als we in

paniek raken en de controle over onszelf

verliezen, gaan we aan de chaos ten onder.

Het bewaren van dat vertrouwen is alleen mogelijk,

als we er in slagen de innerlijke verbinding

te bewaren met ons hoger zelf en dus met Christus

die ons bijstaat als we door de beproevingen

heen gaan.

Christus is immers ons hoger zelf.

Hij zelf schonk ons dit hoger zelf en schonk ons

daarmee iets van zijn eigen wezen.

Daar gaat het dus om bij de waterproef:

om de strijd met de angst en de paniek in ons

aan te gaan en steeds weer kiezen voor de weg

van het vertrouwen.

En wie van ons kent die strijd niet?

Hans Stolp

*Mattheüs 14: 22-33