“Het gewone leven als inwijdingsschool” IV

De luchtproef…

Op de muur van een kelder in Keulen,

waar tijdens de tweede wereldoorlog

enkele Joden verborgen zaten, staat de tekst:

‘Ik geloof in de zon, ook als hij niet schijnt.

Ik geloof in de liefde, ook als ik die niet voel.

Ik geloof in God, ook als Hij zwijgt.’ *)

De Joden die hier opgesloten zaten,

moeten intense angst en wanhoop hebben gekend.

Hoe konden ze dat uithouden?

Door te blijven vertrouwen in de warmte van de zon,

in de kracht van de liefde en in de hulp van God,

ook als alles erop wees dat deze hulp niet tijdig

of misschien zelfs helemaal niet zou komen.

Bij de luchtproef gaat het om de ervaring dat je

je volkomen alleen voelt: zelfs de nabijheid van God

kun je niet meer voelen.

Je hebt het gevoel dat er werkelijk niemand meer is

op wie je kunt terugvallen. Waar moet je dan

de kracht vandaan halen om te overleven?

Die kun je in een dergelijke situatie alleen nog maar

in jezelf vinden: in een vertrouwen tegen beter weten in.

Toen Vaclav Havel, de vroegere Tsjechische president,

vier jaar lang door de Russen gevangen werd gehouden,

vroeg hij zich af wat de zin was van wat hij doormaakte.

In een brief aan zijn vrouw Olga schreef hij daarover:

“Een antwoord, een positief antwoord, kan ik uiteindelijk

alleen maar in mezelf vinden, in mijn geloof, in mijn hoop.”

Dit is waar het bij de luchtproef om gaat:

het besef dat niemand je kan helpen en dat zelfs God

ver weg lijkt. Het enige dat je rest is om in jezelf de kracht

te vinden om te overleven.

Gelukkig maakt niet ieder mens een dergelijke ervaring door.

Aan Vaclav Havel hebben wij kunnen zien, hoe een mens

juist ook door een dergelijke gruwelijke ervaring heen

geestelijk kan groeien. Hij werd één van onze grote

leiders van onze tijd: door zijn eenvoud, zijn humor

en zijn oprechtheid werd hij een inspiratie voor velen.

Dat was de winst die hij op de beproeving

waar hij doorheen ging, mocht veroveren.

Hans Stolp

*Bastiaan Baan, “Oude en nieuwe mysteriën”

Uitg. Christofoor, 2002, blz. 131