20 De leerlingen zeiden tot Jezus:
Vertel ons waar het koninkrijk van de hemel op lijkt.
Het is als een mosterdzaadje.
Het is het kleinste van alle zaden.
Maar wanneer het valt op bewerkte aarde,
groeit er een grote plant uit
die een schuilplaats biedt aan de vogelen des hemels.
21 Maria zei tegen Jezus:
Op wie lijken jouw discipelen?
Hij zei:
Zij zijn als kinderen die wonen op een land dat niet van hen is.
Als de eigenaars van het land komen, zullen deze zeggen:
geef ons ons land terug.
Zij zullen zich uitkleden in hun aanwezigheid
om het land aan hen te laten en terug te geven.
Daarom zeg ik:
Als de eigenaar van een huis weet dat de dief komt,
zal hij wakker blijven tot hij komt,
en hem niet toestaan in te breken in zijn huis,
om zijn bezittingen daaruit weg te dragen.
Wat jullie betreft,
sla acht op het begin van de wereld.
Bescherm jezelf met grote kracht,
opdat de rovers geen weg tot jou vinden,
want het gevaar dat je verwacht, zal zeker opdagen.
Moge er onder jullie iemand zijn die dit goed begrijpt:
Toen het graan rijp werd,
snelde de dief toe met zijn sikkel en oogstte het.
Wie oren heeft, die hore!
22 Het oog van Jezus viel op kinderen die werden gevoed.
Hij zei tot zijn leerlingen:
Deze kinderen die worden gezoogd
zijn als hen die binnengaan in het koninkrijk.
Zij zeiden tot hem:
Moeten wij zijn als deze kinderen,
om binnen te kunnen gaan in het koninkrijk?
Jezus zei tot hen:
Wanneer je de twee een hebt gemaakt,
wanneer je de binnenkant maakt als de buitenkant
en de buitenkant als de binnenkant
en het bovenste als het onderste,
en wanneer je het mannelijke en het vrouwelijke een maakt,
zodat het mannelijke niet meer mannelijk is
en het vrouwelijke niet vrouwelijk,
als je ogen maakt in plaats van een oog,
en een hand waar een hand is
en een voet waar een voet is,
en een beeld waar een beeld is
dan zul je binnengaan in het koninkrijk.
23 Jezus zei:
Ik zal je uitkiezen,
een uit duizend en twee uit tienduizend
en zij zullen staan als een eenling.
24 Zijn leerlingen zeiden tegen hem:
Leid ons naar de plaats waar jij bent,
want wij zijn nog niet zover.
Hij zei hun:
Wie oren heeft, die hore!
Er is licht dat is, in een mens van licht,
en zo iemand verlicht de hele wereld.
Als hij niet straalt, is hij duisternis.
25 Jezus zei:
Heb je broeder lief als je ziel,
behoed hem als je oogappel.
26 Jezus zei:
Je ziet wel de splinter in het oog van je broeder
maar je ziet niet de balk in je eigen oog.
Als je de balk uit je eigen oog verwijdert,
dan zul je helder genoeg zien
om de splinter weg te halen uit het oog van je broeder.
27 Jezus zei:
Als je niet vast ten opzichte van de wereld,
zul je het koninkrijk niet vinden.
Als je de sabbat niet als een sabbat in acht neemt,
zul je nooit de vader zien.
28 Jezus zei:
Zette ik mij te midden van de wereld,
verscheen ik aan hen in levenden lijve,
vond ik hen allen dronken,
en geen van hen dorstend!
Bedroefd werd mijn ziel om de mensenkinderen,
want blind zijn zij in hun denken,
en ze zien niet dat ze leeg in de wereld kwamen
en even leeg proberen de wereld weer te verlaten.
Maar nu zijn ze dronken.
Pas als ze de wijn verwerpen zullen ze veranderen.
29 Jezus zei:
Als het lichaam ontstond omwille van de geest,
is het een wonder.
Maar als de geest ontstond omwille van het lichaam,
is het een wonder boven wonder.
Werkelijk, ik ben verwonderd hoe deze grote rijkdom
zich een woonplaats heeft gemaakt
te midden van de armoede.
Art: Rubens
Evangelie van Thomas
Uit: De Nag Hammadi Geschriften
Ankh-Hermes