91 Ze zeiden hem: Zeg ons wie gij zijt opdat wij in u geloven. Hij zei hun: Gij doorgrond het aanschijn van hemel en aarde en Hem die voor u staat gij herkent hem niet en dit ogenblik: gij kunt het niet waarderen.
92 Jezus heeft gezegd: Zoekt en gij zult vinden. Maar de dingen waarover gij mij in die dagen hebt ondervraagd terwijl ik ze u toen niet had gezegd, vandaag wil ik ze zeggen en gij vraagt er niet naar.
93 Geeft niet aan de honden wat rein is uit angst dat ze het op de mesthoop gooien. Werpt geen paarlen voor de zwijnen uit angst dat ze er vuilnis mede maken.
94 Jezus heeft gezegd: Wie zoekt zal vinden en wie klopt, hem zal opengedaan worden.
95 Jezus heeft gezegd: Als gij geld hebt leen niet uit tegen rente maar geeft aan wie niet teruggeven zal.
96 Het Rijk van de Vader is vergelijkbaar met een vrouw: ze nam een weinig zuurdesem en verborg hem in het deeg en maakte er dikke broden van. Wie oren heeft, hore!
97 Het Rijk van de Vader is vergelijkbaar met een vrouw die een kruik droeg vol meel en ging op een lange weg. Het oor van de kruik brak, het meel verspreidde zich achter haar op de weg. Daar ze het niet wist kon ze er niet droef om zijn. Thuisgekomen zette ze de kruik op de grond: ze vond haar leeg.
98 Jezus heeft gezegd: Het Rijk van de Vader is vergelijkbaar met een man die een machtig man wilde doden. Thuis trok hij het zwaard uit de schede en stootte het door de muur om te weten of zijn hand betrouwbaar was. Dan doodde hij de machtige man.
99 De discipelen zeiden hem: Uw broeders en uw moeder staan buiten. Hij zei hun: Zij die op deze plaats de wil van Mijn Vader verrichten zij zijn Mijn broeders en mijn moeder, zij zijn het die in het Rijk van Mijn Vader zullen binnengaan.
100 Zij toonden Jezus een goudstuk en zeiden hem: De mannen van Caesar eisen belasting van ons. Hij zei hun: Geeft Caesar wat van Caesar is, geeft God wat van God is en wat van Mij is, geeft het Mij.
101 Wie vader en moeder niet haat zoals ik zal Mijn discipel niet kunnen worden en wie vader en moeder niet liefheeft zoals ik zal Mijn discipel niet kunnen worden. Want Mijn moeder baarde mij voor de dood maar Mijn ware Moeder heeft mij het leven geschonken.
102 Jezus heeft gezegd: Wee de Farizeeën! Zij lijken op een hond liggend in de voerbak der ossen: hij eet niet noch laat hij de ossen eten.
103 Zalig de mens die weet waar en wanneer de rovers binnenbreken zodat hij zal opstaan, zijn krachten verzamelen, zijn lendenen omgorden vóór ze binnenkomen.
104 Ze zeiden hem: Kom, laten we vandaag bidden en vasten. Jezus zei: Welke zonde heb ik dan begaan of waardoor ben ik overwonnen? Maar als de bruidegom het bruidsvertrek verlaat dan is het tijd om te vasten en te bidden!
105 Hij die de vader en de moeder kent, zal men hem hoerenjong noemen?
106 Jezus heeft gezegd: Als gij van twee één zult maken zult gij zoon van de mens zijn en indien gij zegt: Berg, verwijder u, hij zal zich verwijderen.
107 Het Rijk is vergelijkbaar met een herder die honderd schapen had. Een onder hen, het dikste, verdween. Hij liet de negenennegentig, hij zocht het ene tot hij het gevonden had. Na de beproeving zei hij tegen het schaap: Ik wil u meer dan de negenennegentig!
108 Wie van mijn mond drinkt zal zijn als ik. Ik ook, ik zal hem zijn en wat verborgen is zal hem openbaar worden.
109 Het Rijk is vergelijkbaar met een mens die in een veld een verborgen schat had waar hij niets van wist. En bij zijn dood liet hij het veld aan zijn zoon. De zoon wist niets, hij nam het veld en verkocht het. En hij die het gekocht had kwam. Terwijl hij ploegde vond hij de schat en hij begon geld uit te lenen tegen rente aan wie hij wilde.
110 Wie de wereld gevonden heeft en rijk geworden is, hij verzake de wereld.
111 De hemelen zullen zich voor uw ogen oprollen evenals de aarde en de Levende, gesproten uit de Levende, zal dood kennen noch angst, omdat Jezus zegt: Wie zichzelf vindt, de wereld is hem niet waardig.
112 Ellendig het vlees dat van de ziel afhangt! Ellendig de ziel die van het vlees afhangt!
113 Zijn discipelen zeiden hem: Het Rijk, op welke dag zal het komen? Het is niet door uit te kijken dat men het zal zien komen. Men zal niet zeggen: Kijk, het is hier! of: Zie, dit is het ogenblik! Maar het Rijk van de Vader spreidt zich over de aarde en de mensen zien het niet.
114 Simon Petrus zei hun: Dat Mariam vanuit ons midden wegga omdat vrouwen het leven niet waardig zijn. Jezus zei: Ziet: ik zal ze tot mij halen om haar mannelijk te maken opdat ook zij een levende geest zou zijn, u, mannen, gelijk. Want elke vrouw die mannelijk zal worden zal intreden in het Rijk der Hemelen.
