De levensschool
Wat is eigenlijk troost?
Anders gezegd: wie of wat helpt ons,
als we door moeilijke ervaringen heen gaan?
Wat écht helpt, dat zijn de mensen die je begrijpen
en die met hun hart, en niet met hun hoofd reageren.
Mensen die je op de een of andere manier laten voelen
dat het niet gek is wat je innerlijk beleeft of dat het niet
zinloos is. En die dat zo weten te zeggen dat je voelt:
ze zeggen dat niet zomaar, maar ze hebben het op de
een of andere manier zelf ook ervaren.
Zij spreken over wat ze zelf hebben ervaren op de school
van het leven. Het zijn mensen die niet zo gauw zullen
zeggen: kop op, joh, morgen gaat het beter.
Bij mensen die zoiets zeggen, voel je vaak dat hun woorden verlegenheidswoorden zijn, omdat ze niet goed weten wat
ze anders moeten zeggen, of omdat ze het vervelend vinden
over verdrietige, pijnlijke of moeizame levenservaringen
te moeten praten.
Maar mensen die hun wijsheid en hun inzichten geleerd
hebben op de levensschool, dát zijn de mensen die
in staat zijn te troosten.
Je hebt er geen diploma voor nodig, je hoeft er geen
psychiater voor te zijn, je hoeft ‘alleen maar’ in alle
zuiverheid je hart te laten spreken.
Naar mijn ervaring zijn het vaak de zogenaamde
‘eenvoudige’ mensen die het beste weten te troosten.
Omdat hun levensinzichten niet vertroebeld worden
door een zogenaamde intellectuele wijsheid.
Daarnaast zijn vrouwen meestal ook beter in staat
te troosten dan mannen. Gewoon, omdat mannen meestal
meer in hun hoofd wonen en vrouwen meer in het hart:
als man is het mij, hoop ik, geoorloofd om dit te schrijven.
Deze woorden bevatten voor een groot deel de inzichten
die ik zelf mocht leren op de school van het leven.
De troost van het zwijgen uit onmacht.
De journalist Louis Sinner overleed aan keelkanker.
Hij had enkele jaren daarvoor (in veertig afleveringen!)
de ervaringen beschreven van een kankerpatiënt.
Toen in 1979 bleek dat hij zelf kanker had, besloot hij
zijn eigen ervaringen als terminale kankerpatiënt
te beschrijven. Dat was in die tijd wel een bijzonder besluit.
Want openlijk praten over kanker was toentertijd nog zeer ongewoon. Vlak voordat hij (door euthanasie) stierf,
gaf hij een televisie-interview.
Bij dat interview werd hem gevraagd aan welke mensen
hij wat had gehad tijdens zijn ziekte, welke mensen hem
getroost hadden, en welke niet.
Zijn antwoord luidde ongeveer zo:
De mensen die het zo goed wisten en die mij vertelden
wat ik moest voelen of wat ik moest denken, die kon ik wel
de kamer uit trappen. Maar de mensen die aarzelend en
zwijgend binnenkwamen en die zeiden: ik weet niet wat ik
zeggen moet, díe hebben mij getroost.
Medelijden maakt goedkope woorden onmogelijk.
Van dit antwoord heb ik veel geleerd:
troosten wil dus niet zeggen allerlei antwoorden oplepelen, bijvoorbeeld op de vraag: Waarom moet mij dit overkomen?
Troosten is de moed om je eigen onmacht te durven voelen
en te durven zeggen: ik weet niet wat ik zeggen moet.
Misschien is het bij het eerste lezen een merkwaardig
antwoord op de vraag wat troosten is. Maar als je er wat
langer over nadenkt, is het wel begrijpelijk. Want onmacht
komt daaruit voort dat je geprobeerd hebt in te voelen
wat de ander, in dit geval de journalist Sinner, doorleeft.
En als je dat écht durft te doorvoelen, met al die emoties
van pijn, angst en verwarring, sterft elk woord in je keel nog voordat je dat woord überhaupt uit hebt kunnen spreken. Simpelweg omdat je dan vanbinnen de zwaarte, de pijn
en de angst doorvoelt die de ander ervaart.
Onze onmacht, voortkomend uit een hart dat meelijdt,
dat is het dus, wat de ander troost schenkt. En dat is, wat
Sinner beleefde in die mensen: hun waarachtige medelijden.
Het lijkt overigens zo eenvoudig: om de ander je onmacht
te tonen. Dat is het niet. Want het betekent dat je alle muren
die wij zo dikwijls om ons hart heen gezet hebben, moet
laten vallen. Dat je zonder reserve al die gevoelens van de
ander moet durven toelaten in je eigen hart. Het betekent
daarmee ook dat je volstrekt jezelf moet zijn en bereid moet
zijn je diepste onmacht te voelen, maar dan wel zonder
in een vals sentiment weg te glijden.
Hans Stolp