Jij, mijn eigen engel die in, en aan mij werkt,
jij die naast mij gaat, waar mijn weg mij ook heenvoert,
jij die mij altijd trouw blijft, in lichte én in donkere tijden,
je verheugt je steeds weer op het licht van de liefde
dat opkomt in mijn hart.
Ook geniet je elke keer weer van het heldere licht
van ontluikend inzicht dat in mijn ziel oplicht,
een inzicht dat ik veroverde op de levenslessen
die ik doorleefde met jou als mijn metgezel.
Jij, mijn engel, jij spoort mij elke nacht aan
om de weg van verwondering en dankbaarheid te gaan.
Want, zeg je, wie verwonderd is en dankbaarheid kent,
zal liefde geven en liefde zijn.
Elke nacht opnieuw ben jij, mijn engel,
intens gelukkig wanneer ik al mijn verwondering
en dankbaarheid in jouw handen leg:
je leeft immers van deze geschenken
die ik jou uit liefde breng.
Elke nacht ontmoeten wij elkaar,
elke nacht vloeien onze harten in elkaar over.
Elke nacht mag ik jouw inspiraties ontvangen
en geef je mij nieuwe kracht.
Ook geef je mij vaak antwoorden op de vele vragen
waar ik me doorheen worstel.
Jij mijn engel, zolang al zijn wij samen onderweg
en groeien wij aan elkaar.
Hoe meer ik mij van jou bewust word,
hoe meer ik begin te doorgronden wie jij bent
en wat je mij belangeloos geeft,
hoe groter mijn liefde voor jou wordt:
ik houd van jou.
Jij, mijn engel, zou jij niet al die jaren
in stilte achter mij gestaan hebben
en mij gedragen hebben,
ik zou zeker verdwaald zijn geraakt.
Maar jouw liefde was het
die mij steeds weer terugbracht op de goede weg.
Jouw liefde maakte het mij mogelijk
de opdracht te vervullen waarvoor ik naar de aarde kwam.
Mijn engel, ik dank je uit de grond van mijn hart.
Hans Stolp
