De Loge of het College
Johannes de Evangelist, ook wel Johannes van Patmos genoemd of Johannes-Lazarus (omdat hij oorspronkelijk Lazarus heette, maar na zijn inwijding door Jezus Christus de naam Johannes kreeg), keerde omstreeks 1250 terug naar de aarde om aan een nieuw aards leven te beginnen.
Hij was al wel eerder terug geweest, maar van die levens weten we voornamelijk dat hij daarin geestelijk groeide in deemoed, vroomheid en vurige liefde.1) Kennelijk waren die levens een voorbereiding op zijn korte leven als de Jongeling omstreeks 1250 na Chr. en zijn daarop volgende leven als Christian Rosenkreutz. Van zijn korte leven omstreeks 1250 kennen we zijn naam niet: we weten alleen maar dat hij jong stierf. Daarom wordt hij in die incarnatie wel de Jongeling genoemd.
In dat korte leven groeide hij van jongs af aan op in een kring van twaalf hoge ingewijden. Deze kring wordt wel een Loge of een College genoemd. De twaalf namen alle verzorging die het kind nodig had op zich. Met andere mensen hadden ze geen contact: hun zorg en aandacht was helemaal op het kind gericht. In de kring van twaalf was dit kind de dertiende. Daarom werd hij ook wel de Dertiende genoemd.
De twaalf ingewijden waren zeer bijzondere mensen. Elk van hen bezat alle kennis van (en over) een bepaald tijdvak van de menselijke ontwikkeling. Zo bezaten zeven van hen de kennis van een van de zeven tijdperken van Atlantis. Alle kennis van dat ene tijdperk leefde in hen als de diepste of hoogste werkelijkheid die zij kenden. De achtste ingewijde bezat alle kennis van de eerste na-Atlantische cultuurperiode: de oud-Indische cultuurperiode. De negende bezat alle kennis van de daaropvolgende cultuurperiode: de oud-Perzische cultuurperiode. De tiende bezat alle kennis van de volgende cultuurperiode: de Egyptisch-Babylonische cultuurperiode. De elfde bezat alle kennis van de vierde cultuurperiode die daarop volgt: de Grieks-Romeinse cultuurperiode. En de twaalfde bezat al het inzicht in de wetenschap zoals die in zijn tijd (de dertiende eeuw) beoefend werd. De Jongeling of de Dertiende werd dus van jongs af aan geschoold in de hoogste kennis die in die tijd maar denkbaar was. En omdat er niets was dat hem afleidde, werd deze kennis de wereld die hem vervulde en waarvoor hij leefde.
Het dieptepunt van het Kali Yuga
Nu was die tijd – het midden van de dertiende eeuw – een zeer bijzondere tijd. Het was het dieptepunt van het Kali Yuga of het IJzeren Tijdperk dat van omstreeks 3000 v.Chr. duurde tot 1899 n.Chr. In dit tijdperk verloor de mens gaandeweg de verbinding met de geestelijke wereld: alle deuren gingen dicht. Zelfs de hoge ingewijden konden geen verbinding meer krijgen met de geestelijke wereld en daardoor ook geen helderziende inzichten meer opdoen. Pas na dit dieptepunt omstreeks 1250 werd het geleidelijk weer mogelijk een verbinding te krijgen.2)
Vandaar dat de twaalf hoge ingewijden in die tijd moesten putten uit hun herinnering, en wel uit wat ze zich nog herinnerden van vorige levens in Atlantis en de na-Atlantische tijd. Vandaar ook dat ze de Jongeling de herinneringen meegaven van de inzichten die ze in vorige levens hadden opgedaan.
De ontmoeting met Christus
Op een gegeven moment begon de Jongeling weg te kwijnen en wees hij al het voedsel af dat de twaalf hem wilden geven. Hij wilde alleen nog maar geestelijk voedsel. Zo kon het gebeuren dat hij op een zeker moment het bewustzijn verloor en als dood op zijn bed lag. In die dagen gaven de twaalf ingewijden hem, staande om zijn bed, om de beurt in korte formules al de kennis en wijsheid mee, waarover zij beschikten.
Na enige tijd ontwaakte de Jongeling weer uit wat een doodsslaap had geleken. Toen gebeurde er iets heel bijzonders: hij gaf de twaalf ingewijden de kennis terug die zij hem met hun korte formules hadden meegegeven. Maar nu waren die twaalf verschillende inzichten tot een synthese omgevormd: al die twaalf verschillende invalshoeken en benaderingen vormden nu een eenheid.
Het was alsof de Jongeling een nieuwe ziel gekregen had; alsof hij als een ander, nieuw mens in zijn lichaam was teruggekeerd. Dat was mogelijk geworden, omdat hij gedurende de dagen waarop hij als dood op bed had gelegen, een ontmoeting met Christus had gehad. En Christus zelf had hem deze hogere inzichten gegeven. Daarom wordt de ontmoeting van de Jongeling met Christus ook wel een Damascus-ervaring genoemd: het leek op de ontmoeting die Paulus eens met de Christus had toen hij voor de poorten van Damascus stond.3)
Indrukwekkende inzichten
De inzichten die de Jongeling aan de twaalf doorgaf, zijn uiterst indrukwekkend. Ze zijn zo groots dat ze nog steeds niet algemeen bekend zijn geworden. Eeuwenlang werden ze in het geheim doorgegeven, maar komen in deze tijd in de openbaarheid.
Allereerst vertelde de Jongeling de twaalf ingewijden over de synthese van alle religies. De verschillende religies zijn evenzovele impulsen die de mensheid kreeg om zich verder te ontwikkelen. Alle religies zijn dus zinvol, want in de tijd van hun ontstaan gaf elke religie de mensheid precies die impuls die zij nodig had om zich verder te kunnen ontwikkelen. Je moet de verschillende religies dus niet tegen elkaar uitspelen, maar zien hoe ze samen, met elkaar, hebben bijgedragen aan de groei van de mens.
Het tweede inzicht dat de Jongeling aan de twaalf meegaf was dit: in het christendom gaat het in wezen om menswording, ofwel om het inzicht hoe de mens zich stap voor stap verder ontwikkelt, net zolang tot hij geworden is zoals God hem heeft bedoeld. Vandaar ook dat Rudolf Steiner zijn inzichten antroposofie noemt: de wijsheid omtrent de mens. Het christendom heeft dus de opgave om de mens te begeleiden bij zijn ontwikkeling of menswording. Dat betekent dat het christendom niet zozeer een geloof is, maar inzicht in de wording van de mens geeft.
Het etherlichaam van de dertiende
De Jongeling stierf niet lang na zijn Damascus-ervaring: hij keerde terug naar de geestelijke wereld. Na zijn dood liet hij – zoals elk mens die sterft – zijn etherische lichaam achter in de etherische wereld. Dit lichaam was door hoge geestelijke krachten omgevormd en viel daarom niet uit elkaar, maar bleef als een energetische krachtbron in de etherische wereld rondzweven. Dat was mogelijk omdat de Jongeling (als incarnatie van Johannes) een grote ingewijde was die over een sterke verbinding met de geestelijke wereld beschikte. Denk daarbij ook aan het feit dat Christus zelf de Jongeling had ingewijd en zijn Christus-energieën in diens etherisch lichaam had achtergelaten. Daardoor kon dit lichaam tot op de dag van vandaag inspirerend inwerken op de mensen op aarde. Zo weten we dat Helen Blavatsky haar beroemde boek Isis ontsluierd kon schrijven dankzij de inspiratie die zij vanuit deze krachtbron – het etherische lichaam van de Jongeling – kreeg. Bovendien was het deze krachtbron die tijdens de volgende incarnatie van Johannes – die van Christian Rosenkreutz – krachtig inwerkte op diens etherische lichaam en daarin de grote inzichten neerlegde die de Jongeling van Christus ontvangen had en die in zijn etherische lichaam bewaard waren gebleven.
Ook in de huidige tijd werkt het etherische lichaam van de Jongeling op een bijzondere manier op ons in: het werkt in op mensen in die zich innerlijk met Johannes, Christian Rosenkreutz en/of de Jongeling verbinden. De etherische krachten van dit lichaam (of deze krachtbron) schenken hen het vermogen om zich de etherische Christus bewust te worden en/of Hem waar te nemen: het grote geschenk van deze tijd.
Christian Rosenkreutz
In 1378 kwam de Jongeling, ofwel Johannes, terug in een nieuw aards leven. Nu werd hij geboren in Duitsland en werd bekend als Christian Rosenkreutz. Rudolf Steiner heeft veel over hem verteld. Hoe Christian opgroeide bij ouders die de Kathaarse inzichten waren toegedaan, hoe zijn ouders werden vermoord en Christian als jong kind al in een klooster terecht kwam. Hoe hij als 13, 14-jarige een reis naar het Oosten maakte en in Damascus een (nieuwe) inwijding ontving, waarbij hij de Christus mocht ontmoeten. In Damascus, Damcar en Fez (de grote wetenschappelijke centra van die tijd) deed hij kennis op die in Europa nog onbekend was. Maar toen hij terugkeerde naar Europa, was geen enkele wetenschapper in zijn kennis geïnteresseerd: ze waren te bang dat ze hun aanzien en gezag zouden verliezen als ze tot andere inzichten zouden komen.
Toen stichtte hij de Broederschap van de Rozenkruisers: een kleine gemeenschap van broeders die studeerden en de wereld introkken om overal waar mensen ervoor openstonden iets van de kennis van Christian Rosenkreutz door te geven. In 1459 werd hij ingewijd in de geheimen van goed en kwaad: een voorbereiding op de huidige tijd, waarin wij allemaal zullen moeten leren deze geheimen te doorgronden.4) Toen hij in 1486 geroepen werd, keerde hij, 106 jaar oud, vrijwillig terug naar de geestelijke wereld. Hij kuste zijn broeders ten afscheid en stierf.
Christian Rosenkreutz kwam ons veel leren: allereerst wilde hij (net als de Jongeling) ons bewust maken van de synthese van alle religies. Maar vooral wilde hij het ontstaan van een wetenschap stimuleren zich niet alleen zou bezighouden met de aardse geheimen, maar zich ook bewust zou zijn van de geest in de mens en in alle materie. In de nieuwe cultuurperiode die in 1413 aangebroken was, zou de mens zich immers meer en meer richten op de wetenschap als bron van kennis, en het zou rampzalig zijn, als de mens zich daarbij alleen op de materie zou richten en de geest (en dus ook de geestelijke wereld) zou vergeten.
De nieuwe poging van Rudolf Steiner
De donkere geestelijke machten probeerden met hand en tand de doorbraak van de inzichten van Christian Rosenkreutz tegen te gaan. Toen in 1614, 1615 en 1616 achtereenvolgens drie belangrijke Rozenkruisers-geschriften werden gepubliceerd die sterk de aandacht trokken, wisten de donkere machten in diezelfde tijd de Dertigjarige Oorlog uit te lokken.5) Heel Europa stond binnen de kortste keren in brand en er vielen zes miljoen doden. De impuls van Christian Rosenkreutz en de roep om een nieuwe reformatie werden daardoor vergeten.
Rudolf Steiner zei daarover eens: Sommige pogingen worden nu eenmaal ondernomen en mislukken, maar zijn voorbestemd om later wel succes te hebben.
We mogen zeggen dat het Rudolf Steiner zelf was die de inzichten van Christian Rosenkreutz in de 20e eeuw opnieuw in de openbaarheid bracht. De wetenschap die hij initieerde wordt wel geesteswetenschap genoemd. Alleen al die naam maakt duidelijk dat hij voortzette wat Christian Rosenkreutz begonnen was: het scheppen van een wetenschap die enerzijds op de aardse werkelijkheid is gericht, maar die anderzijds in alles rekening houdt met de geest. Dat wil zeggen: zowel de geest in de mens, als de geest in de materie.
Een bijzondere ervaring
Het is van beslissende betekenis voor de toekomst van de mensheid of deze nieuwe poging om een geestelijke wetenschap ingang te doen vinden op aarde, zal lukken of niet. Het is zelfs zo, dat onze toekomst er vanaf hangt.
Ook daarom beoefenen we elke zaterdag waarop we samenkomen voor een Thema-dag in Amersfoort, deze bijzondere, geestelijke wetenschap, in de hoop dat we daarmee dienstbaar mogen zijn aan het werk van Christian Rosenkreutz en Rudolf Steiner.
Als we ons in hun geest bijvoorbeeld verdiepen in de samenstelling van de mens, in de verschillende incarnaties van de aarde en in de nieuwe christelijke inwijdingsweg (de Rozenkruiser-inwijdingsweg), gebeurt er vaak iets bijzonders. Meerdere malen hebben mensen mij daarover verteld. Ze vertelden dat hoe meer ze thuis raakten in die nieuwe, geestelijke manier van denken, hoe meer er een zekere eerbied en een gevoel van ontzag in hen begon te ontluiken. En, zeiden ze, hoe sterker die gevoelens in hen tot leven kwamen, hoe meer ze zich een medewerkster of medewerker van die twee grote ingewijden begonnen te voelen: Christian Rosenkreutz en Rudolf Steiner.
NOTEN
) Zie voor de verschillende levens van Johannes: Loek Dullaart, Johannes, De Doper en De Evangelist, Uitg. Nearchus, 2006.
2) Pas na het einde van het Kali Yuga in 1899 – en dan met name vanaf de Tweede Wereldoorlog die eindigde in 1945 – werd het ook voor ‘gewone’ mensen mogelijk ervaringen met de geestelijke wereld op te doen in de vorm van bijna-dood-ervaringen, helderziende waarnemingen, ontmoetingen met Christus en andere ervaringen.
3) De Jongeling was de eerste die na de donkere tijd rond 1250, toen de geestelijke wereld ontoegankelijk was geworden, weer verbinding kreeg met die wereld. Vanaf dat moment werd het langzaam voor ingewijden mogelijk weer contact te krijgen en helderziende in zichten op te doen.
4) We zullen na onze dood in de geestelijke wereld mogen vertellen wat het kwaad op aarde nu eigenlijk is en hoe het werkt: de geestelijke wereld heeft deze inzichten nodig!
5) In 1614 verscheen de Fama Fraternitatis, in 1615 de Confessio Fraternitatis en in 1616 De Chymische Bruiloft van Christian Rosenkreutz.