De grot van de Openbaring
Liggend op de harde steen, het hoofd te ruste gelegd
in een holte in de rotswand, heft Johannes plots het
stramme bovenlijf omhoog, al luisterend naar wat
vanuit de kosmos tot hem komt. Hij hoort een stem,
ijl als de wind, maar tegelijk krachtig als een bazuin:
‘En zie, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ klinkt
het als van ver en toch dichtbij.
Diepe ontroering tekent het gezicht van Johannes.
Hij hoort een bazuin weerklinken alsof heel de kosmos
instemt met deze grootse, zo geladen woorden.
Prochorus, zijn hulp en toeverlaat, kijkt met grote ogen
naar Johannes: hij heeft onmiddellijk gezien dat zijn
geliefde meester weer ontwaakt is tot een groter weten.
Hij ziet Johannes prevelen, hij hoort hem driemaal
Amen zeggen. Hij ziet hoe Johannes omhuld lijkt door
een licht dat hem doorstraalt en hem het uiterlijk van
een engel geeft.
Dan dooft het licht en zijn ze weer alleen in die grot:
Johannes en Prochorus, de gevangene en zijn schrijfknecht.
Maar meer dan ooit voelt Johannes zich vrij, gedragen
door het licht en opgetild tot in een hoger weten.
Dit licht, weet hij, het is het Christuslicht.
Voorgoed leeft, beweegt en woont het in zijn hart.
Hans Stolp
