2. De brieven
De eerste van de zeven brieven is gericht aan de gemeente
van Efeze, waar Johannes werkte en leefde. Jarenlang leefde
hij er met Maria, de moeder van Jezus, en na haar dood
leefde hij er alleen, te midden van zijn geliefde leerlingen.
Maar behalve deze gemeente had Johannes in een kleine
kring rond Efeze nog zes andere christelijke
gemeenschappen gesticht.
Dat waren de gemeenten van Smyrna, Pergamum, Tyatira,
Sardes, Filadelfia en Laodicea. Jarenlang heeft Johannes
zijn leerlingen in deze zeven gemeenten onderwezen en
hen bijgestaan op hun weg van geestelijke groei.
Zijn kinderen noemde hij hen. Ze leefden in zijn hart en
dankzij de kracht van zijn liefde zag hij, wat elk van hen
nodig had om zich geestelijk verder te kunnen ontwikkelen
en de Christus in het eigen hart bewust te worden.
Voor elk van deze zeven gemeenten krijgt Johannes
nu een brief met een bijzondere opdracht.
De zeven na-Atlantische cultuurperioden
Maar Johannes, de grote ingewijde en wetende,
hij weet dat de zeven gemeenten die hem zo na aan
het hart liggen, tegelijk symbool staan voor bepaalde
tijdperken, zowel voor voorbije, als voor komende
tijdperken.
De zeven gemeenten staan namelijk symbool voor de
zeven cultuurperioden van de na-Atlantische tijd die met
de ondergang van Atlantis, omstreeks 10.000 voor Chr.
begon. Laat mij de zeven cultuurperioden hieronder op
een rij mogen zetten, samen met de gemeente uit
Klein-Azië die voor die periode het symbool is:
Efeze – Oud-Indische periode 7000 v. Chr.- 5000 v. Chr.
Smyrna – Oud-Perzische periode 5000 v. Chr.- 2907 v. Chr.
Pergamum – Egyptische periode 2907 v. Chr.- 747 v. Chr.
Tyatira – Grieks/Romeinse periode 747 v. Chr.- 1413 na Chr.
Sardes – Europese periode 1413 na Chr.- 3573 na Chr.
Filadelfia – Russische periode 3573 na Chr.- 5733 na Chr.
Laodicea – Amerikaanse periode 5733 na Chr.- 7893 na Chr.
Johannes zelf leefde in de eerste eeuw na Chr. en dus in de Grieks/Romeinse cultuurperiode die door de gemeente van
Tyatira wordt gesymboliseerd. In die periode, zo lezen we
in de brief aan Tyatira, ontvangen de mensen de morgenster (Openbaring 2 : 28) ofwel de Christuskracht die hen in staat
zal stellen het meesterschap te verwerven over hun emoties
en driften. Dit laatste wordt gesymboliseerd door de
uitspraak dat de mens in die tijd zijn emoties, driften en opwellingen zal hoeden met een ijzeren staf.
De Christuskracht die wij ontvangen zal ons dus in staat
stellen onze emoties te leren beteugelen en te beheersen,
in plaats van ons steeds weer door onze driften en emoties
mee te laten slepen.
Met dit geschenk van de innerlijke Christus of de
Christuskracht, ook wel het ontwaken van het hoger zelf
genoemd, zal er een hele nieuwe menselijke ontwikkeling
op gang komen.
De tijd waarin wij leven
Wij leven in deze tijd in de Europese cultuurperiode, of,
zoals onze tijd ook wel genoemd wordt, de vijfde na-
Atlantische cultuurperiode. Dat is de periode die door de
brief aan de gemeente van Sardes wordt gesymboliseerd.
In die periode gaat het, zo blijkt uit de brief, om twee
belangrijke dingen:
– Allereerst om de opdracht om individu te worden,
op eigen benen te leren staan en ons bewust te worden
van wat in ons leeft. Dat betekent dus dat van ons wordt
gevraagd ons los te maken van wat men vindt, gelooft
en denkt, om op zoek te gaan naar het weten van ons
eigen hart. En vervolgens betekent het dat van ons de
moed gevraagd wordt om trouw te zijn aan wat we in
ons hart aan inzicht hebben gevonden.
– Daarnaast gaat het er in deze tijd om, zo maakt de brief
aan Sardes duidelijk, ons weer bewust te worden van de
wereld van de geest. En dus van de geest in ons en van
de geestelijke krachten die de kosmos, de aarde, de natuur,
de dieren en de planten dragen en in stand houden.
Dit laatste houdt in dat we ons los moeten maken van de overheersende gerichtheid op de materie die in deze tijd
zo vanzelfsprekend is. En dat we ons weer bewust dienen
te worden van de geestelijke wetten die de hele kosmos
dragen en leiden.
Het gevaar bestaat, zo zegt Christus in de brief aan de
gemeente van Sardes, dat wij wel zelfbewustzijn verwerven
en op eigen benen leren staan en maar dat wij vergeten
dat wij in wezen geestelijke wezens zijn en dat wij daarom
in de sfeer van de materie blijven hangen. En niets is
gevaarlijker dan mensen die zelfbewust zijn geworden,
krachtig voor zichzelf weten op te komen, maar die dat
doen in een materialistische, hebzuchtige en egoïstische
sfeer. Maar, zegt Christus als troost en bemoediging voor
ons die leven in deze tijd, er zullen gelukkig ook mensen
zijn die hun lagere ik overwonnen zullen hebben en die, onopvallend, maar toch, leven in de sfeer van het hoger
zelf. Dat zijn de mensen, zegt Christus, die hun gewaden
niet hebben bezoedeld; die niet louter materialistisch en
egoïstisch hebben geleefd, en die met Mij zullen wandelen
in witte gewaden, d.w.z. dat zij een levende verbinding
hebben met Christus, omdat zij leven vanuit de kracht van
hun innerlijke Christus of hoger zelf.
De grote transformatie
Wat in de brief aan Sardes met een paar woorden wordt aangeduid, houdt een allesbeslissende en ingrijpende
transformatie in. Een omvorming die ons vraagt om te leren
leven in de sfeer van het zijn, in plaats van de sfeer van het
hebben.
Ook houdt deze transformatie een omvorming in van alle menselijke levenspatronen, instellingen, instituten en
organisaties: ze zullen niet langer werkzaam mogen zijn in
de sfeer van hebzucht, ‘ikke eerst’, macht, bezit en zekerheid.
Al deze menselijke samenlevingsvormen zullen daarentegen
gericht moeten zijn op het belang van iedereen, op
naastenliefde, op solidariteit, op een doorleefd verantwoordelijkheidsgevoel voor iedereen en op eerbied
voor het levende lichaam van moeder aarde, voor de dieren
en de planten.
Nu schrijf ik met één zin wel erg veel. Maar als je de tijd neemt
om daarover na te denken, wordt duidelijk dat het gaat om
een allesbeslissende transformatie. Laat me een paar concrete voorbeelden mogen geven van wat deze transformatie inhoudt:
– Politiek zal een waarachtige samenwerking worden in plaats
van een podium voor machtspelletjes.
– Bonussen zullen er niet meer zijn, want in de nieuwe economie
zal het erom gaan dat iedereen gelijkelijk tot zijn of haar recht komt, ook financieel.
– Geneeskunde zal allereerst uitgaan van het gehéél van het menselijke lichaam in plaats van dat alleen maar te ontleden
tot in details en zal leren samenwerken met de Christuskracht
die ons lichaam in stand houdt.
– Onderwijs zal erop uit zijn creativiteit, gevoeligheid en eerbied voor de natuur in de leerlingen te ontwikkelen, zodat elke
leerling zich op een eigen manier en in een eigen tempo van zichzelf bewust kan worden. Onderwijs dus dat gericht is op geestelijke groei in plaats van op leerprestaties.
– Landbouw zal met de geesten van de aarde en met de Christusgeest die werkzaam is in de aarde, moeten leren samenwerken, zoals de biologisch-dynamische landbouw in
onze tijd dat doet.
– Ouderdom zal weer geëerd worden als een belangrijke
levensfase die gericht is op de verwerking van onze levenservaringen en daarmee op een verdieping van ons
geestelijk leven. Zo gezien wordt ouderdom een zinvolle en belangrijke voorbereiding op het nieuwe leven dat ons wacht
aan de overkant van de dood.
– We zullen als zelfbewuste mensen in een sfeer van eerbied
leren samenwerken met de geestelijke wereld.
Op deze manier kan ik nog wel een poosje doorgaan. Maar
nog beter kan ik eerst een andere vraag aan de orde stellen.
Deze:
hoe wordt een dergelijke ingrijpende transformatie mogelijk?
Hoe komen wij zover dat wij bereid zijn dit alles te verwerkelijken? Waarschijnlijk lukt dat alleen door een aantal stevige lessen. Misschien moet de economie eerst behoorlijk instorten, voordat
we werkelijk tot een omvorming ervan overgaan.
Maar misschien zijn de huidige economische spanningen
genoeg om daartoe te komen? Ik hoop het van harte!
Misschien moet het onderwijs eerst nog verder vastlopen,
voordat iedereen wakker wordt. En misschien moeten er nog
meer problemen in het gangbare voedsel komen; antibiotica
in kippenvlees, gekke koeienziekte, onverklaarbaar gif in allerlei voedsel, voordat we ook op al die andere gebieden tot
omvorming komen.
In ieder geval is dit de transformatie, waar het om gaat
en waar we in wezen al middenin zitten!
Laodicea
De zeven brieven in De Openbaring van Johannes laten dit zien;
de huidige cultuurperiode zal, volgens Christus zelf, overgaan in
de volgende, de zesde na-Atlantische cultuurperiode. Een periode die zal beginnen in 3573. Dat lijkt nog heel ver weg. Maar eigenlijk is dat helemaal niet zo ver weg: dat is al over twee of drie aardse levens! En die cultuurperiode wordt een heel bijzondere tijd die gesymboliseerd wordt door de brief aan Filadelfia
(Openbaring 3 : 7 – 13). Want wat betekent de naam Filadelfia? Broeder- en zusterliefde!
In de komende of zesde cultuurperiode zal het er dus om gaan
om werkelijk als broeders en zusters samen te leven, zonder vooroordeel, zonder gescheidenheid in sekse, ras, religie of
de hoeveelheid van onze bezittingen.
Een dergelijke, zo bemoedigende levenssfeer wordt mogelijk
door wat we in deze periode leren en aan inzicht verwerven.
De zesde cultuurperiode, gesymboliseerd door de brief aan
de gemeente van Filadelfia wordt ook wel de periode
genoemd van het ware Christendom. In die periode zullen
we mogen ervaren wat het christendom ons werkelijk
brengen wil: de ware liefde en een leven in de sfeer van
alleen maar liefde.
Filadelfia: broeder- en zusterliefde, daarheen zijn we
onderweg en dat is onze toekomst!
Deze tijd is de doorgang in naar een wereld van ware liefde.
Wie zich dat realiseert bewaart in deze tijd de hoop.
En wat is daarbij volgens De Openbaring van Johannes het
mooiste van alles? Dat is het feit dat het Christus zelf is die
ons draagt, vasthoudt en begeleidt in deze zo spannende tijd!
Onze tijd is dus in wezen een tijd van hoop en van een
groeiend uitzicht op een nieuwe wereld
waarin de ware liefde ons leiden zal!
Hans Stolp
Johannes, hij bemoedigt ons
Verbannen naar een grot op een klein, onooglijk eiland,
ontvangt Johannes juist daar, in de stilte, de verlatenheid
en de eenzaamheid, een groot geschenk: de hemel gaat
open en een stroom van beelden, van veelzeggende
visioenen, trekken aan zijn innerlijk oog voorbij.
En Johannes, hij ziet en verstaat.
De beelden spreken tot hem, hij weet zich geraakt tot
in het diepst van zijn ziel. Nooit eerder was een mens
in staat in zijn beperkte waakbewustzijn deze grootse,
wereldomvattende beelden in zich op te nemen.
Maar dankzij het geschenk van het hogere zelf, het
ware Ik dat hij van Christus ontvangen mocht, is hij als
eerste der mensen in staat met zijn aardse, beperkte
denken deze beelden naar hun diepste, hun ware
betekenis te begrijpen en te doorvoelen. Johannes
dicteert de beelden aan Prochorus, zijn leerling en
discipel.
Terwijl hij dicteert, ziet hij de beelden weer voor zich.
Allereerst dat van de Mensenzoon: zo zullen wij eens
mogen worden, een mens aan Christus gelijk.
Johannes huivert van ontroering: zo groots is het
wat hem geopenbaard en onthuld wordt.
Hij ziet ook het Lam Gods te midden van vier dieren.
En weer ziet Johannes en begrijpt: de mens ontwikkelt
zich van groepswezen tot een mens in wie de Christus
zelf, het Lam, leeft en spreekt.
Hij ziet ook de vele ontwikkelingsstadia waar de mens
nog doorheen zal gaan. Maar hij ziet ook de beproevingen
die deze groei en ontwikkeling teweeg zullen brengen.
Zal de mens de zin ervan begrijpen, of zal hij blijven steken
in eindeloos herhaald: waarom?
Johannes huivert opnieuw en heel zijn hart gaat uit naar
allen die hem lief zijn.
Hij wil ze aansporen en bemoedigen: houd vol, want wat
je doorleeft heeft een diepe zin! Niets is immers zinloos!
Johannes, nog altijd staat hij naast degene die zijn
Apocalyps begrijpen wil, leven wil.
Voel maar, hoe hij het is die ons bemoedigt!
Hans Stolp