ANNETTE VOORBIJ – LUITEN
Ik kijk naar een kind,
een kind van twee jaar.
Ik kijk met drie ogen,
twee… als een paar
en met een… vanaf ‘n Kandelaar
Ik zie een kínd… het huilt,
het kind is het verdriet,
het kind huilt écht.
Ik zie een kínd… het tekent,
het kind is de tekening,
het kind tekent écht.
Ik zie een kínd… het danst,
het kind is de dans,
het kind danst écht.
Ik zie een kínd… het lacht,
het kind is de vreugde,
het kind lacht écht.
Ik zie een kínd… het speelt,
het kind is het spel,
het kind speelt écht.
Als ze vraagt, vraagt ze met haar hart.
Als ze luistert, luistert ze met haar hart.
Als ze blij is, straalt ze als een fonkelende Ster.
Energieverspilling is dit kind vreemd,
omdat het iedere Ademtocht ten volle geniet
en de wereld wijzer dan de ‘volwassene’ ziet.
Dit kind beleeft een Oog… een op de Kandelaar.
Het is een brandende Gouden Vlam,
als drie in een
is het Al – Een.
Ik zie een kind
en het kind wordt ouder en ouder.
Bij zes / zeven jaar ontdekt ze
er is geen plek voor haar
en houdt ze, in haar hart
háár echtheid vast
en laat het daar.
Ze keert zich af,
laat zich niet meer zien.
Dit gebeuren,
toch zo duidelijk zichtbaar
wordt door niemand waargenomen!
Niemand!
Niemand vraagt, waar is dàt kind gebleven.
En dìt kind,
dìt kind past zich aan
zo komt het in de kou te staan.
Voor verdere groei… uitgesloten.
Het echt zijn… is niet meer.
Maar het leven gaat door.
Haar innerlijke schreeuw gaat op
in het rumoer van alledag!
Jaren… van een stil ongrijpbaar verdriet,
omdat ze het ware niet ziet.
Langzaamaan komt het besef:
‘ik kan mijzelf niet werkelijk geven,
ik kan niet werkelijk beleven’.
Op zoek naar dat échte
moet ze er hard voor véchten
om terug te krijgen, háár echtheid.
De ontmoeting met het kind dat heeft bewaard
geeft een begrijpen.
Wat uit-zicht-loos was
krijgt een gezicht,
geeft inzicht!
De Ademtocht kan nu ten volle haar Leven verder verrijken.
Ja, er ìs een kind,
‘n kind met een Oog als
een Stralende Gouden Vlam op de Kandelaar.
Al – EEN.

