In de katholieke traditie is Maria verreweg de populairste
heilige. Dat was niet altijd zo. Gedurende de eerste tien
eeuwen van het Christendom werden de geheimen, die
met haar verbonden waren, vooral in het geheim behoed
en doorgegeven.
In die tijd werd Maria ook niet afgebeeld.
Pas in de Middeleeuwen begon de volksverering van Maria
en ontstonden bijvoorbeeld de prachtigste schilderijen,
onder meer die van Rafaël.
In de eerste tien eeuwen wist men nog dat Maria een
eenheid vormde met Sofia, de ‘oude’ Heilige Geest.
In die tijd was Maria vooral het symbool van de geest.
Maar dat was een geheim dat alleen maar in kringen
van het esoterische christendom gekend en begrepen
werd.
Toen eenmaal de volksverering van Maria begon, werd zij
het symbool van de menselijke ziel. Daarom kon Angelus
Silesius dichten: Ik moet Maria zijn en in mijzelf God baren.
Dan zal Hij ook mij de zaligheid verlenen.
Tot de vele geheimen van Maria behoort onder andere het
feit dat er tweeduizend jaar geleden twee Maria’s waren.
Een ander geheim is het feit dat ook Johannes in zijn laatste Bijbelboek, de Openbaring van Johannes, een Mariaverhaal,
ofwel een modern kerstverhaal vertelt over de vrouw,
bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en
met een krans van twaalf sterren op haar hoofd.
In dit indrukwekkende beeld wordt de worsteling van de
moderne mens aangegeven die dwars door allerlei
beproevingen heen de geest in zichzelf tot leven moet wekken.
In 1950 kondigde de Paus een nieuw dogma af: het dogma
van de lichamelijke hemelvaart van Maria. Dit dogma duidt
op een geheim dat in de verre toekomst tot onze opdracht
wordt: om ons lichaam tot een opstandingslichaam om te
vormen…
Zo zijn met Maria drie grote geheimen verbonden die
gericht zijn op onze geest, onze ziel en ons lichaam, dus
op heel ons wezen. In Maria mogen wij het diepste, het
meest wezenlijke van onszelf herkennen. Als we al haar
geheimen willen samenvatten, mogen we zeggen dat zij
ons komt leren, hoe wij ons kunnen verbinden met
de ‘nieuwe’ Heilige Geest.
Hans Stolp