Het geheim van de twee Jezuskinderen
Voor de meeste lezeressen en lezers van ons blad zal het geen verrassing zijn als ik stel dat er tweeduizend jaar geleden niet één, maar twee kinderen waren die Jezus heetten en die beiden geroepen waren om een vooraanstaande rol te spelen in de Mysteriën van Jezus Christus. In mijn boek: Het geheim van de twee Jezuskinderen heb ik uitvoerig verteld over het hoe, en het waarom van die beide kinderen. Omdat de Christus, de hoge Zonnegeest, afdaalde vanuit de wereld van de eenheid (ofwel: de wereld van het licht, het Devachan) naar de wereld van de dualiteit (= tweeheid), moesten er ook twéé kinderen zijn die samen de hoge krachten van de Zonnegeest naar de aarde konden dragen.
Het hoger Zelf van Adam en Zarathoestra
Een van die beide kinderen moest beschikken over een grote puurheid en een onschuld. Hij moest volkomen zuiver zijn, zonder zonde, zonder schuld en zonder enige smet. Dat was echter alleen maar mogelijk als dit kind nooit eerder op aarde geïncarneerd was geweest. Zodra je immers als mens de aarde betreedt, begint er een weg, waarop je fouten maakt, anderen te kort doet en waarop je je schuldig maakt aan allerlei overtredingen en tekortkomingen. We groeien immers dwars door onze fouten heen. Dat betekent echter dat ieder mens die op aarde leeft, onherroepelijk in aanraking komt met de wet van het karma.
De hoge Zonnegeest kon bij zijn afdaling op aarde echter alleen maar een onschuldig mensenlichaam en mensenziel bewonen die volkomen zuiver waren. Zo niet, dan zouden een dergelijk lichaam en een dergelijke ziel meteen bezwijken onder de hoge krachten van de Zonnegeest.
Een puur kind en een wijs kind
Dit onschuldige kind dat nooit eerder op aarde had geleefd, was het kind waarover het Evangelie van Lucas vertelt. Zijn wezen: het hoger Zelf van Adam, was in de geestelijke wereld achtergebleven toen Adam zelf was begonnen aan een lange reeks van aardse levens: het ene leven volgde meteen het andere op. Alleen dankzij dit geschenk van het hoger Zelf van Adam kon dit Jezuskind uit het Evangelie van Lucas zo puur zijn, volkomen onschuldig en zuiver.
Maar daarnaast was er ander een kind nodig dat nu juist zou beschikken over de wijsheid van de aarde, en wel over alle wijsheid die een mens zich hier op aarde maar eigen kan maken. Dat is echter alleen mogelijk voor een mens die regelmatig afdaalt naar de aarde en leven na leven groeit in wijsheid en inzicht.
Over dit tweede Jezuskind, een koningskind, vertelt het Evangelie van Mattheüs. Dát kind is een incarnatie van de grote Perzische ingewijde Zarathoestra. Door zijn inwijdingen en door de vele levens die hij leefde, beschikte hij over een grote mate van wijsheid en inzicht. Maar natuurlijk hield dit ook in dat hij gevangen was geraakt in het grote karmische web. Hij zou dus niet zelf de drager kunnen worden van de Zonnegeest, maar hij zou wel zijn wijsheid kunnen schenken aan het andere Jezuskind.
Hoe de twee één werden
Hoe dat gebeurde, kunt u lezen in mijn bovengenoemde boek: dat het Mattheüs-kind op twaalfjarige leeftijd zijn ziel schonk aan de andere Jezus. Ze waren samen met hun ouders in de tempel in Jeruzalem om het Paasfeest te vieren – en daar gebeurde het. Jezus, het Mattheüskind, trad uit zijn lichaam en schonk zichzelf (dat wil zeggen: zijn ziel, samen met al zijn wijsheid) aan de andere Jezus. Zijn lichaam bleef achter en stierf korte tijd later. Zo kon het Jezuskind dat overgebleven was, zowel over zijn eigen zuiverheid en onschuld beschikken, als over de grote aardse wijsheid die de andere Jezus hem geschonken had.
Dankzij dit geschenk kon hij uitgroeien tot een mens die uiteindelijk sterk genoeg zou zijn om drager van de Zonnegeest te worden. Dat gebeurde jaren later, toen hij dertig jaar oud was, bij de Doop in de Jordaan. Toen daalde de Christus vanuit de hoge werelden neer en belichaamde zich in de mens Jezus van Nazareth.
Niet alleen twee Jezuskinderen, ook twee Maria’s
De beide Jezuskinderen hadden allebei een moeder die Maria heette: een veel voorkomende naam. En ‘toevallig’ heetten hun beide vaders ook Jozef.
De eerste Maria, de moeder van het Lucaskind, was zelf ook een pure en zuivere ziel die nooit eerder op aarde geleefd had. Ze had van kind af aan iets heel stralends en puurs. Ook ging er van haar een sterke liefde uit: alsof ze alles en iedereen met wie ze in aanraking kwam, met liefde zegende. In deze Maria was het hoger Zelf van Eva belichaamd: dat was de reden waarom ze nooit eerder belichaamd was.
Toen ze twaalf jaar oud was, trouwde ze met de timmerman Jozef en kreeg na negen maanden een zoon. Toen haar zoon twaalf jaar oud was (en kort tevoren in de tempel die bijzondere ervaring had opgedaan, die hem tot een ander mens had omgevormd), stierf ze. Ze leek op een eendagsvlinder: alsof ze even de aarde geraakt had, maar meteen na de vervulling van haar opdracht weer was teruggekeerd naar de geestelijke wereld.
Haar zoon bleef achter zonder moeder. Maar al snel hertrouwde zijn vader, de timmerman, met de andere Maria, die nu zijn stiefmoeder werd. En tussen die twee ontstond een diepe en intense band: Maria had vaak het gevoel dat ze haar eigen, gestorven zoon hoorde spreken, als ze naar Jezus luisterde. En eigenlijk was dat ook zo: de ziel van haar zoon leefde immers voort in deze Jezus.
De Maria die jong stierf
De ene Maria, de moeder van het Lucaskind, was als het ware een windvlaag die even de aarde beroerde, maar al snel weer verwaaide en verdween. Vijfentwintig jaar oud werd ze – en al die jaren had ze haar puurheid, dat stralende en zuivere behouden. Het leek meer, alsof ze zweefde, dan dat ze liep.
De woorden die ons over haar gebleven zijn, zijn veelzeggend: En Maria bewaarde al deze woorden in haar hart. Tot twee keer toe worden deze woorden over haar geschreven: eerst kort na de geboorte van haar zoon, toen de herders haar kwamen gelukwensen. Die vertelden dat ze een stralend licht gezien hadden en een stem gehoord hadden die zei: U is heden de Heiland geboren. De jonge moeder Maria (twaalf jaar oud!), ze doorvoelde de diepe betekenis van deze woorden, maar kon er niet over praten: ze bewaarde ze in haar hart.
En twaalf jaar later, na de bijzondere gebeurtenissen in de tempel, staat er weer van haar geschreven: En Maria bewaarde al deze woorden in haar hart.
De oudere Maria
Is de ene Maria nauw verbonden met het begin van Jezus’ leven, de andere Maria is nauw verbonden met het tweede deel van het leven van Jezus Christus, en dus met zijn lijden en zijn sterven. Zij was het die in de hof van Gethsemané waakte, terwijl de discipelen sliepen. Zij was het, die naast hem liep, toen Jezus Christus zijn kruis naar Golgotha droeg. Zij was het die urenlang aan de voet van het kruis stond en het lijden van Jezus Christus in haar hart meedroeg.
En zij, de oudere Maria, was het ook die na de Opstanding veertig dagen lang samen met de discipelen bijeen was in het Cenaculum, het ordehuis van de Essenen in Jeruzalem, waar ze met elkaar op Witte Donderdag het Laatste Avondmaal gevierd hadden. En het was Maria die op Pinksteren het kanaal voor de Heilige Geest werd, zodat deze zich (via haar) over de andere discipelen kon uitstorten. Zonder Maria, zij die het kanaal was voor de nieuwe Heilige Geest, was dit feest – en dus deze gebeurtenis – niet mogelijk geweest.
Zo zien we de diepere betekenis van de beide Maria’s al oplichten. De jonge Maria als het beeld en kanaal voor de oude Heilige Geest. En de oudere Maria als beeld en kanaal van de nieuwe Heilige Geest. Zoals er twee Jezuskinderen waren, zo zijn er ook twee Heilige Geesten. En alleen via het mysterie van de beide Maria’s krijgen wij toegang tot dit mysterie.
De oude Heilige Geest
In mijn jongere jaren was ik leraar op een middelbare school. Daar deed ik een bijzondere ervaring op. Elk jaar kreeg ik een klas vol nieuwe leerlingen: de brugklas. Maar wat was dat eerste jaar een bijzonder jaar! In het begin waren de leerlingen nog heel puur, heel lief: ik voelde de hemelse liefdeskrachten door hen heen werken. Maar in de loop van het jaar zag ik ze veranderen. De puberteit begon door te breken en nu kwamen er heel andere kanten in mijn leerlingen naar boven: die van ondeugd, pesten, rotzooi trappen en ruziemaken. Daardoor zag ik mijn leerlingen veranderen van engeltjes in, zeg maar, kleine pestkoppen.
Later viel het me op dat je iets soortgelijks ook bij twintigers kon waarnemen. Als ze begin twintig zijn, hebben sommige jongeren nog iets heel stralends en fris, terwijl diezelfde gezichten tien jaar later al dat frisse, onbevangene en nog zo pure verloren lijken te hebben en door het leven getekend lijken te zijn. Wat was het, vroeg ik mij af, wat die leerlingen en die twintigers verliezen? Het werd me steeds duidelijker dat het krachten uit de geestelijke wereld zijn die hen aanvankelijk omhullen en helpen om een plaats te vinden in het leven op aarde, maar die bij het ouder worden steeds meer wegvallen om plaats te maken voor aardse krachten. Ik mag het ook anders zeggen: in het begin van ons leven worden wij nog gedragen door de krachten van de oude Heilige Geest: goddelijke krachten die ons dragen en bijstaan bij het zoeken van een weg op aarde. Maar hoe ouder wij worden, hoe meer die krachten zich terugtrekken om ons de ruimte te geven onszelf te worden en in vrijheid te kunnen beslissen over ons eigen leven.
Dát was het wat ik waarnam bij mijn leerlingen, en dat was het, wat mij later opviel bij de twintigers.
De nieuwe Heilige Geest
Later, toen ik ziekenhuispastor was, begon mij iets anders op te vallen: hoe oude gezichten, ondanks de vele rimpels en lijnen zo móói konden worden, omdat liefde, een verstild weten en een soort oervertrouwen er vanaf leken te spátten. Dat gold (helaas) niet voor alle oude gezichten, maar wel voor sommige. Hoe kwam dat en waar kwam het licht vandaan dat zulke gezichten leek te omstralen?
Dat zijn de krachten van de nieuwe Heilige Geest. Ofwel de geestelijke krachten die een mens op het lijden, de onmacht en de pijn van het leven kan veroveren. Toen ik dat ontdekte, en toen nog eens naar die gezichten keek, kon ik het waarnemen: het waren enerzijds gezichten die door het leven getekend waren. Maar anderzijds waren het gezichten die op dat lijden een intense winst hadden behaald, de winst van een dieper inzicht, van overgave en van liefde.
Dat betekent dus dat wij weliswaar bij het opgroeien de ondersteunende krachten van de oude Heilige Geest verliezen, maar dat we later de opbouwende krachten van de nieuwe Heilige Geest kunnen verwerven.
De beide Maria’s: de oude en de nieuwe Heilige Geest
De beide Maria’s: ze zijn niet alleen symbool van de oude en de nieuwe Heilige Geest: ze zijn ook kanaal voor die beiden! De jonge Maria: zij ontvalt ons steeds sneller en sterker. Nieuwere generaties verliezen de oude Heilige Geest (de geestelijke krachten die we bij onze geboorte meekrijgen) immers sneller dan vroegere generaties. Maar tegelijk raken we in staat ons heel bewust de nieuwe Heilige Geest eigen te maken: de geest van liefde, vertrouwen en overgave die wij op het lijden, de lessen en de uitdagingen van het leven mogen veroveren.
De oudere Maria geeft ons een indrukwekkend voorbeeld van hoe je die nieuwe geestelijke krachten veroveren kunt: zij was als enige wakker in de tuin van Gethsemane, toen de discipelen sliepen, zij liep naast Jezus Christus, toen Hij zijn kruis naar Golgotha droeg en zij stond urenlang aan de voet van het kruis. De Piëta laat haar smart zien: hoe ze het dode lichaam van haar zoon op haar schoot droeg. Maar tegelijk is deze Maria het oerbeeld geworden van de mens die op al dit lijden nieuwe geestelijke krachten verovert: de krachten van de nieuwe Heilige Geest.
De beide Maria’s: ze laten ons de weg zien die wij leven na leven gaan – de weg van de oude Heilige Geest naar de nieuwe Heilige Geest. En de nieuwe Heilige Geest: zij is het die het ons hoger Zelf (of de innerlijke Christus) mogelijk maakt in ons werkzaam te worden. Zonder Maria verwerven we dus geen Christuskracht! Zij schenkt ons de basis voor een hogere ontwikkeling.