“De Mysteriën van Jezus van Nazareth”
Vanaf zijn twaalfde jaar had Jezus van Nazareth regelmatig
gesprekken met schriftgeleerden en Farizeeërs. Daarbij ging
het vaak over de grote geest die vroeger door de profeten
zoals Elia heen sprak. Tegenwoordig, zeiden ze, sprak de
stem van die grote geest niet meer.
Wat de profeten en ingewijden nu nog horen konden, was
een zwakkere stem, de Bath-Kol
De jonge Jezus begon gaandeweg te ervaren dat de Bath-
Kol ook in hem begon te spreken en hem inspiraties schonk.
Toen hij ongeveer zestien jaar oud was, openbaarde de
Bath-Kol hem dat zij haar werk niet langer kon voortzetten,
omdat ze geen verbinding meer kreeg met de hogere sferen
waar haar openbaringen en inspiraties vandaan kwamen.
Dat maakte een diepe indruk op Jezus. Hoe moest het verder
met de mensheidgaan, als ze geen leiding meer kreeg vanuit
de geestelijke wereld?
Vanaf zijn zestiende jaar maakte hij grote reizen.
Onderweg bezocht hij tempels en andere heilige plaatsen.
Hij zag daar dat de goden zich hadden teruggetrokken en
dat er alleen nog demonen werkzaam waren die zich op
het toegestroomde volk stortten. Hij zag, hoe verlaten de
mensen zich voelden, en een oneindige liefde voor de
mensen welde op in zijn ziel. Hij leed intens (als geen ander
mens) aan de verlorenheid en reddeloosheid van de mensen.
Rond zijn vierentwintigste jaar kwam hij in nauw contact met
de Essenen die hem als een extern lid in hun gemeenschap
opnamen. Daar leerde hij allerlei esoterische geheimen
kennen die hij overigens gedeeltelijk ook al had gehoord van
de Bath-Kol. Daar had hij ook, in een visioen, een ontmoeting
met Boeddha die hem duidelijk maakten dat de Essenen zich
alleen maar konden redden ten koste van de gewone mensen.
Ook ontmoette hij daar Johannes de Doper, en zag tijdens
een ontmoeting met hem, hoe de fysieke gestalte van
Johannes vervaagde en de gestalte van Elia zichtbaar werd.
Ook zag hij, hoe Ahriman en Lucifer wegvluchtten voor de
Essenen, bij de poorten van hun gemeenschap, en zich
richtten op de gewone mensen.
Toen hij omstreeks dertig jaar was, had hij een gesprek met
zijn moeder, waarin hij zijn ziel, en met name zijn verdriet
over de verlorenheid van de mensen, uitstortte. Het was,
alsof bij dit intense gesprek zijn ik hem ontvlood. In trance
liep hij naar de Jordaan, waar Johannes hem doopte.
Toen en daar incarneerde de kosmische Christus in hem en
werd hij Jezus Christus.
De Mysteriën van de Logos of de Christus
De Christus was de Logos, ofwel het Woord
over wie Johannes in zijn Evangelie vertelt:
In den beginne was het Woord en het Woord
was bij God en het Woord was God.
1. De Christus was dus ooit de Logos: één met God, ja God Zelf.
2. Door een offer kwam uit het Goddelijke Wezen de Logos of
de Zoon voort. Hij spiegelde het Goddelijke Wezen, de Vader,
zijn wezen terug.
3. Later daalde Hij af naar de zon en werd er de Geest van de
Zon.
4. Vanaf de zon daalde de Zonnegeest veel later af naar de
aarde. Hij stierf als het ware op de zon om de zon daarna
te verlaten, net zoals een mens bij de dood de aarde verlaat.
5. Bij de Doop in de Jordaan incarneerde de Zonnegeest in
de mens Jezus van Nazareth, en werd Jezus Christus,
de Gezalfde.
De Doop is in wezen een onvoorstelbaar groots gebeuren:
het hoogste goddelijke Wezen dat zich belichaamt in een
klein, beperkt mensenlichaam!
Vanaf dat moment kon het gebeuren dat één blik van
Jezus Christus de ander diep raakte en als het ware een
schok teweegbracht die nog in vele latere incarnaties
door dreunde.
In wezen is de Doop in de Jordaan het eigenlijke Kerstfeest
Kersfeest duurt van 25 december tot 6 januari. Immers op
6 januari wordt als afsluiting én als hoogtepunt van het
Kerstfeest de Doop in de Jordaan gevierd.
Direct na de Doop in de Jordaan wendden de duivel en
de satan, ofwel Lucifer en Ahriman zich tot Jezus Christus.
Met hun verzoekingen proberen zij hem van zijn incarnatie
in de mens Jezus af te houden. Het zijn beproevingen die
de Christus hielpen om te wennen aan de aarde en steeds
dieper in het lichaam van Jezus te incarneren.
Het onvoorstelbare lijden van de Christus hangt samen
met het aanvaarden van de beperktheid van het menselijke
lichaam en de menselijke ziel.
Hans Stolp