Wel groeien en bloeien, maar rijpen: ho maar!

HANS STOLP

Het is nu eenmaal altijd zo geweest

Kinderen nemen nog vrij en onbevangen waar. Zo vroeg een achtjarige jongen aan zijn moeder: Waarom zitten al die feesten in de kerk zo dicht bij elkaar? Als het Pinksteren is geweest, gebeurt er een hele tijd niets meer, en pas met Kerstmis wordt het weer leuk. Zijn moeder was verbaasd over deze onverwachte vraag van haar zoontje en kwam niet verder dan: Zo is het nu eenmaal altijd geweest. 

Wij ouderen raken, net zoals deze moeder, gaandeweg zo geworteld in dit aardse leven, dat wij alles ‘gewoon’ beginnen te vinden en geen vragen meer stellen. En als ons onverwacht zo’n vraag gesteld wordt, zoals aan deze moeder, is het enige antwoord dat we bedenken kunnen: Het is nu eenmaal altijd al zo geweest. Toch is de vraag van dit kind het overdenken meer dan waard, omdat er achter zijn onbevangen en nog zo pure waarneming bijzondere geheimen verborgen liggen. Maar welke dan wel?

De feestloze tijd van het jaar

De kerkelijke feesttijd begint met het Kerstfeest. Dit geboortefeest van Jezus wordt gedurende de Adventstijd voorbereid: de vier weken die aan het Kerstfeest voorafgaan. Het is een tijd van verwachting, van inkeer en van een vreugdevol uitzien naar de geboorte van Jezus. Maar de eigenlijke feesttijd begint met het Kerstfeest zelf, en dus in de tijd die direct volgt op de winterzonnewende op 21 december.

In het halve jaar dat op het Kerstfeest volgt – en dus gedurende heel de tijd van de opgaande zon die steeds verder aan de hemel opklimt – vallen alle andere kerkelijke feesten: Drie Koningen, de Stille Week, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren. Na Pinksteren wordt het stil. In het esoterisch christendom kent men na Pinksteren nog op 24 juni het Johannes- of St. Jansfeest, een heel bijzonder feest dat direct volgt op de zomerzonnewende van 21 juni, waarin de zon naar zijn hoogste punt aan de hemel is opgeklommen. Vanaf die tijd komen we terecht in de tijd van de neergaande zon, en dus in de feestloze tijd van het jaar, zoals dit halve jaar door de eeuwen heen werd (en wordt) genoemd, een tijd die voortduurt tot de winterzonnewende, tot aan het Kerstfeest dus.

Zaaien, groeien en oogsten
Zo gezien valt het jaar dus in twee gedeeltes uiteen: het halve jaar van de opgaande zon, dat tegelijk het halve jaar is, waarin we van feest naar feest toeleven, en het halve jaar van de neergaande zon, waarin we geen enkel kerkelijk feest beleven (met uitzondering van het Michaëlsfeest, maar daarover later).

Emil Bock maakt over deze wonderlijke indeling van het kerkelijke jaar een paar verhelderende opmerkingen in zijn boek De jaarfeesten als kringloop door het jaar. De tijd van de opgaande zon, zegt hij, is de tijd van groei en van de (eerste) oogst. De akkers worden toebereid, het zaad wordt gezaaid, het opkomende gewas wordt in zijn groei behoed, en als de tijd daar is, wordt er geoogst. Het Joodse Paasfeest is het feest van de eerste oogst, de gersteoogst. Dus ook het christelijke Paasfeest valt in de tijd van de eerste oogst. En het Wekenfeest – en daarmee ook het latere Pinksterfeest in het christendom – is de tijd waarin de tarwe wordt geoogst. Een flink gedeelte van de oogst wordt dus binnengehaald vóór of tijdens de zomerzonnewende. 

Logisch dus dat alle kerkelijke feesten die nauw verbonden zijn met het ritme van de natuur, plaatsvinden in het halve jaar van de opgaande zon.

Het rijpen van de vruchten

Maar een gedeelte van de oogst wordt pas na de zomerzonnewende binnengehaald. Zo valt het Joodse Loofhuttenfeest ergens tussen eind september en eind oktober. En pas rond dit feest wordt de laatste oogst binnengehaald. Op het Loofhuttenfeest danken de joden God voor de oogst die nu voltooid is. Maar dan leven we al helemaal in de tweede, de feestloze tijd van het jaar, de tijd dus van de neergaande zon. Het kerkelijke christendom kent daarentegen geen feest, dat valt in de tijd, waarin de oogst wordt afgesloten. Dat is wel opvallend!

Ook opvallend – en onze overdenking meer dan waard – is het feit dat de vruchten aan struik en boom pas na een tijd van rijping geplukt kunnen worden. De bessen in juli en augustus, terwijl de druivenpluk in het algemeen pas in september plaatsvindt. Ook de appeloogst en de perenoogst vinden plaats ver ná de zomerzonnewende, als de tijd van de groei en de zomerzonnewende allang voorbij is. 

De vruchten kúnnen niet eerder geplukt worden, omdat zij een tijd van rijping nodig hebben, voordat ze geoogst kunnen worden en rijp zijn om te eten. Het opvallende is nu dat de groei, en gedeeltelijk ook de oogst van het gewas, wel begeleid wordt door, en gevierd wordt met kerkelijke feesten als Pasen en Pinksteren, maar dat de tijd van rijping van het gewas geen plaats kreeg in de kalender van het kerkelijke jaar: er is geen enkel feest dat de rijping van het gewas en van de vruchten weerspiegelt. 

Emil Bock wijst er in zijn boek op dat dit kenmerkend is voor de westerse mens die wel een grote aandacht heeft voor groei en ontwikkeling, maar nauwelijks vertrouwd is met het proces van rijping en met de ogenschijnlijke rust en stilte die daarvoor nodig is. In de westerse cultuur moet alles snel en haastig en neemt men niet of nauwelijks de tijd voor meditatie, voor inkeer, voor een stille bezinning of voor een rijping van wat men aan inzicht op de levenslessen veroverde.

Geleende antwoorden

Deze levenshouding: wel aandacht voor de groei en de oogst, maar niet voor de rijping, werkt veel dieper in ons zielenleven door, dan we ons meestal bewust zijn. Laat mij dat met een voorbeeld uit eigen ervaring mogen illustreren. Bijna dagelijks worden mij (meestal per mail) vragen gesteld als: Kun je mij zeggen wat mijn levensopdracht is? Kun je mij zeggen wat ik te leren heb van deze ziekte? Of: Kun je mij duidelijk maken waarom ik deze pijnlijke ervaring moest opdoen? Of ook wel: Ik sta voor een belangrijke keuze; kun jij mij zeggen welke keuze ik moet maken?

Meestal mail ik dan terug, dat het niet aan mij is om op deze vragen een antwoord te geven. De antwoorden waar we iets aan hebben en die ons geestelijk rijker maken, zijn namelijk de antwoorden die van binnenuit, na een tijd van rijping, in onze eigen ziel opkomen. Een antwoord dat een ander je geeft op zulke vragen, is hooguit interessant, maar helpt je niet echt verder en verandert je niet. Het is dan ook een antwoord dat je meestal weer snel vergeet, gewoon, omdat het niet uit jezelf voortkwam, maar een geleend antwoord is.

Dat betekent dus dat we moeten leren voor de wezenlijke vragen die in ons leven, tijd te nemen: de tijd die onze ziel nodig heeft om in stilte het antwoord op zulke vaak zo kwellende en indringende vragen in zichzelf te laten ontluiken. Dat kan soms jaren duren. Maar het is wel de enige zinvolle weg. En als je gedurende die tijd je vraag weer vergeet, dan is die vraag het kennelijk ook niet waard om beantwoord te worden, simpelweg omdat het geen vraag is die werkelijk leeft in jou, die jou kwelt, en waarop je het antwoord werkelijk nodig hebt om je verder te kunnen ontwikkelen.

Maak een ander niet tot autoriteit, maar ga de weg naar binnen

Nu leven we in een tijd, waarin we leren moeten naar ons eigen innerlijk te luisteren en niet langer anderen tot autoriteit te maken. Dat is nodig omdat we in deze tijd ons bewustzijn (of: onze bewustzijnsziel) moeten leren ontwikkelen. Wie ben ik? Wat is mijn plaats in dit leven, en wat is mijn eigenlijke levensopdracht? Bovendien is het een noodzakelijke voorwaarde voor het ontwaken van de krachten van het hoger zelf in ons (ook wel het hogere Ik genoemd, de innerlijke Christus of de geest). 

Leren luisteren naar ons eigen innerlijke weten is echter geen gemakkelijke opgave, omdat we nu eenmaal allemaal vele, vele incarnaties achter de rug hebben waarin anderen (zoals priesters en priesteressen) ons leiding gaven en ons vertelden hoe we leven en geloven moesten. Het zit er dus bij ieder van ons diep in om een ander tot autoriteit te maken, in plaats van de weg naar binnen te gaan en daar het antwoord op onze vragen te zoeken. Daarom is het zo belangrijk om ons in dit leven steeds weer bewust te maken dat we ons niet tot een ander moeten wenden, maar tot onszelf.

Maar hoe doe je dat dan wel: vanbinnen zoeken naar een antwoord op je vragen? Er zijn verschillende hulpmiddelen, zoals het regelmatige, eerbiedige en indringende gebed. Ook meditatie kan een belangrijk hulpmiddel zijn. Maar ook het lezen van boeken die ons meer inzicht geven. Of het gesprek met anderen met wie je de achterkant van je hart kunt delen en aan wie je vragen kunt: hoe beleef jij dat? (Maar dit laatste dan wel zonder die ander tot autoriteit te maken!)

Bovendien is geduld een belangrijk hulpmiddel, vanuit het besef: het antwoord ontluikt eerst dan in ons, als onze ziel daaraan toe is. En ten slotte zijn er onze levenslessen die ons misschien nog het beste helpen bij het zoeken naar een antwoord. Als we daaraan nog toevoegen als hulpmiddel: het vertrouwen dat het antwoord komt op de juiste tijd (en dat is nooit de tijd die wij persoonlijk juist achten), dan hebben we ons de juiste levenshouding eigen gemaakt die nodig is om ontvankelijk te worden voor een antwoord op onze vragen.

Het Michaëlsfeest

Het is in dit kader wel heel bijzonder dat in het esoterische christendom het Michaëlsfeest een belangrijke plaats kreeg toebedeeld. Het valt op 29 september – en het is daarmee dus een feest dat in dezelfde tijd valt als het Loofhuttenfeest in de joodse traditie. Het is een feest waarbij het (onder meer) gaat om de vruchten die we op onze levenslessen veroveren en die we mogen binnenhalen in een periode waarin het blad begint te vallen, het kouder wordt, de zon steeds korter gaat schijnen en ook de dagen korter beginnen te worden. Eerst dan is het tijd om de vruchten te plukken. Eerst dan zijn ze gerijpt, en volgroeid!

Het Michaëlsfeest leert ons om in ons persoonlijke leven de tijd te nemen voor de rijping van onze levensvruchten en voor het ontluiken van antwoorden in onze ziel op vragen, waarmee we misschien al jarenlang rondlopen. 

Wanneer wij zo het Michaëlsfeest een plaats leren geven in het geheel van de jaarfeesten, zal dat onze manier van leven ingrijpend veranderen: we zullen de betekenis leren kennen van de stilte, van rijping, van geduld, en we zullen niet langer anderen om antwoorden vragen, maar onze vragen steeds weer in ons gebed aan Christus voorleggen, en we zullen daarbij ook onze engel om hulp leren vragen. Dan zullen we niet langer, zoals ik in de titel van dit artikel aangaf, zeggen: Wel groeien en bloeien, maar rijpen, ho maar! Maar we zullen leren zeggen: Wat groeit en bloeit zal eerst in een tijd van stilte rijpen en vrucht dragen.