Soms is het, alsof ik van verre kijk naar mijzelf.
Ik zie mezelf bewegen, lopen, praten.
Het is, als kijk ik naar een vreemde die daar,
op aarde, lijkt opgesloten in zijn eigen leven.
Met een glimlach vol mededogen
kijk ik naar die vertrouwde vreemde
die zich zo druk maakt dat hij niet schijnt
te merken dat de wereld zo veel groter is
dan de beperkte wereld waarin hij leeft.
Die drukteschopper daar, naar wie ik
vol verbazing kijk, ik ben het wel,
maar eigenlijk ook niet.
In een serene rust toekijkend voel ik,
hoe een groter wezen mij nu doorstroomt.
Ik word mij bewust dat ik in wezen
dit grotere wezen ben en niet zozeer
die drukteschopper naar wie ik kijk
en om wie ik glimlach.
Kijkend naar mijn alledaagse ik
word ik mij bewust dat ik al zoveel vaker keek
naar de mens die ik in dat bepaalde leven
op aarde was.
Ik heb mezelf in zoveel rollen al gezien:
als man en als vrouw, als een kind dat jong stierf
en als een stokoude grijsaard.
Ik zag mezelf als een mismaakte armoedzaaier,
maar ook als een priester op het altaar.
In al die rollen bracht ik facetten van mijn
grotere wezen tot uitdrukking en leefde die.
Terwijl ik kijk naar mezelf,
voel ik hoe ik verbonden ben
met grotere krachten uiteen andere,
hogere wereld: de wereld van mijn herkomst
en mijn toekomst.
Ik ervaar, dat mijn diepste, mijn ware ik
een wezen van licht is, alleen maar licht.
Nu weet ik hoe waar het is dat ik uit God
geboren ben en dat ik groeiend en lerend
onderweg ben naar Hem toe:
mijn herkomst en bestemming.
Hans Stolp