De esoterische traditie gaat terug tot in de voorchristelijke tijd, toen de ware kennis in het geheim op mysteriescholen werd doorgegeven. De ingewijden uit vroeger tijden verkregen die kennis bij hun uittredingen naar de geestelijke wereld, waar ze mochten zien en schouwen wat voor andere mensen verborgen was. Maar wát ze zagen mocht slechts in het geheim worden doorgegeven aan anderen, aan (de weinige) mensen die in staat waren deze kennis te bevatten.
In latere eeuwen kwam er langzamerhand een einde aan deze mysterietraditie: de inwijdingsscholen hielden op te bestaan. Vanaf dat moment werd de geheime kennis door de gnostici behoed en (in het geheim) doorgegeven. Veel van die kennis werd in de latere, christelijke tijd door groepen als de Waldenzen, de Bogomielen, de Katharen, de theosofen en de antroposofen doorgegeven, meestal in het geheim. Maar binnen die stroom onderging de oude, esoterische traditie een belangrijke en beslissende omvorming: niet langer immers was het noodzakelijk om te streven naar uittredingen om daar, in de geestelijke wereld kennis op te doen. In de christelijke esoterische traditie werd daarentegen de weg naar binnen beoefend, om daar, in het eigen innerlijk, in verbinding te komen met de geestelijke wereld en de geheimen van die wereld. Het goddelijke leeft immers niet slechts buiten ons, maar is juist in ons eigen innerlijk te vinden.
Dat deze omvorming van de oude, esoterische traditie mogelijk was, heeft alles te maken met de komst van de Christus, de kosmische Geest van de Liefde, ook wel de Zonnegeest genoemd, naar de aarde. Dankzij deze omvorming kunnen wij in ons eigen innerlijk het oude weten terugvinden en krijgen wij bijvoorbeeld zicht op de wetten van karma en reïncarnatie. Op de weg naar binnen vinden we ook in verbinding komen met onze eigen goddelijke kern, ons hoger zelf, onze innerlijke Christus of onze Boeddhanatuur. Dankzij die weg naar binnen hebben wij geen autoriteiten buiten onszelf meer nodig die ons vertellen hoe het leven in elkaar zit en aan welke geestelijke wetten wij te gehoorzamen hebben. Wij zijn immers in staat die wetten in ons eigen hart op te delven, en wij kunnen in ons eigen hart in verbinding komen met alle kennis, waarover een mens maar beschikken kan.
In onze tijd treedt de esoterische traditie nadrukkelijk uit de sfeer van geheimhouding naar voren en stelt zich in de volle openbaarheid: in onze tijd is immers ieder mens die dat maar wil, in staat de weg naar binnen te gaan om zich daar de oude, esoterische kennis eigen te maken. Het gaan van deze weg naar binnen zal zelfs de redding blijken te zijn van de mensheid en van het aardse leven. Want alleen zo kunnen wij de sfeer van materialisme en egoïsme doorbreken, waaraan de aarde en de mensheid op dit moment kapot dreigen te gaan. Daarom is het van onschatbaar belang aandacht te vragen voor de esoterische traditie en die, waar mogelijk, door te geven.