HANS STOLP
Een waagstuk
Het is in deze tijd bijna een waagstuk om iets over de Islam (in verhouding tot het Christendom) te schrijven. De situatie rond de Islam, en dan met name hier in Europa, is dermate gespannen, ja haast explosief, dat weinigen het nog maar wagen dieper in te gaan op de vragen waar de Islam ons in deze tijd voor stelt. Toch denk ik dat het juist in zo’n situatie belangrijk is tot een dieper inzicht te komen, zodat we niet in een sfeer van emoties, angsten en ongefundeerde vijandsbeelden blijven hangen, maar inzicht krijgen in de eigenlijke tegenstellingen tussen de Islam en het Christendom.
In dit artikel wil ik een poging doen om de tegengestelde inzichten van de Islam en het Christendom te beschrijven vanuit het perspectief van het Esoterische Christendom. Daarbij is het belangrijk om vooraf te stellen dat niemand het met mij eens hoeft te zijn. Maar – zo vraag ik op elke Themadag en nu ook bij dit artikel – overweeg innerlijk, waar je wel, en waar je niets mee kunt. Alleen in een sfeer van respect voor elkaars inzichten is het mogelijk om met elkaar op zoek te gaan naar de kern van de verschillen tussen de Islam en het Christendom.
Een uitdagende vraag
Uiterst opvallend in deze tijd is het feit dat de Islam – en daarmee dus ook de Islamieten – zelfbewust naar voren treedt, overtuigd van de juistheid van haar inzichten. Heel anders dan het Christendom. In de wereld van het Christendom lijkt het alsof vele christenen niet goed meer weten, waar het in hun geloof nu eigenlijk om gaat. Rudolf Frieling schreef het in zijn boek (uit 1977) al zo: De Islam treedt met een krachtig zelfbewustzijn op en men krijgt de indruk dat de vertegenwoordigers van het Christendom, wat betreft hun eigen zaak, niet over dezelfde zekerheid beschikken 1. De onzekerheid van de Christenen over de wezenlijke inhoud van hun geloof lijkt met het verstrijken van de jaren daarna alleen maar sterker geworden te zijn en zeker niet geringer.
Zo gezien stelt de Islam in wezen een uitdagende vraag aan het Christendom: Wat zijn nu eigenlijk de essentiële geloofswaarden van het Christendom? Zijn er in het Christendom nog inzichten die zo essentieel zijn, dat ze voor haar aanhangers onopgeefbaar zijn? En zo ja, welke zijn dat dan wel?
De terugkeer naar Abraham
Mohammed behoorde tot de stam van de Koreisjieten die afstamden van Ismaël, de zoon van Abraham en de Egyptische slavin Hagar. Vandaar dat Mohammed zichzelf als een directe afstammeling van vader Abraham ziet. Hij wilde het zuivere monotheïsme (dat betekent: er is maar één God), zoals Abraham dat nog kende en beleed, herstellen. Naar zijn opvatting waren de heilige boeken van de Joden en van de Christenen, de Thora (ofwel het Oude Testament) en het Nieuwe Testament – die eeuwen na vader Abraham zijn ontstaan – niet zuiver in het doorgeven van de oorspronkelijke boodschap van Abraham2. Daarom wilde Mohammed terugkeren naar de zuivere leer van Abraham, en daarmee ook tot diens monotheïsme. Volgens de Koran is Abraham dan ook in wezen geen Jood. In Soera 3: 68 staat: Ibrahiem (= Abraham) was niet jood, noch christen, maar hij was een aanhanger van het zuivere geloof (dat is dus de Islam), die zich (aan God) overgaf (Islam betekent overgave) en hij behoorde niet tot de veelgodendienaars 3.
Mohammed zag de christenen als veelgodendienaars: zij vereren naast God de Vader ook nog God de Zoon en God de Heilige Geest. Het monotheïsme van Mohammed keert zich dus met name tegen de Drie-eenheid zoals die door de christenen wordt beleden.
Aan de Islamitische theoloog Professor Abdullah Takim werd gevraagd: Heeft de Profeet (Mohammed) dan geen nieuwe religie gesticht? Hij antwoordde: Nee, hij heeft de oorspronkelijke religie van Abraham hersteld. De Koran beweert nergens, dat de Islam een nieuwe religie is. De Islam – die omstreeks 600 na Christus ontstond – is dus een terugkeer naar de vóórchristelijke monotheïstische religie, zoals ook Israël die kende 4.
Overigens: ook het Jodendom en het Christendom wijzen terug naar Abraham. Maar waar de Islamitische lijn loopt van Abraham over Ismaël naar Mohammed, loopt de Joodse lijn van Abraham over diens andere, wettige zoon Izaäk. Ook de Bijbelse heilsgeschiedenis – de christelijke lijn – kijkt terug naar Abraham en ziet hoe de lijn van Abraham via Izaäk naar Jezus van Nazareth loopt. De sterke gerichtheid op Abraham is dus een gegeven dat de drie religies van het Boek (zoals Mohammed hen noemde) verbindt. Maar tegelijk werkt deze gerichtheid ook scheidend. Je zou kunnen zeggen dat de oude tegenstelling tussen de beide zoons van Abraham: Ismaël en Izaäk, tot op de dag van vandaag doorwerkt.
Allah heeft geen zoon
Mohammed heeft altijd vastgehouden aan het monotheïsme en heeft keer op keer benadrukt hoe belangrijk, ja, hoe essentieel en allesbeslissend het monotheïsme is. In de Koran vinden we dan ook regelmatig uitspraken waarin staat dat Allah geen zoon heeft.
- Zo staat er in Soera 2: 116: En zij zeggen: Allah heeft een zoon verwekt. Lof zij Hem! Integendeel. (De ‘zij’ in deze tekst zijn de christenen).
- In Soera 4: 171 staat: Gelooft dan in God (= Allah) en Zijn gezanten en zegt niet ‘Drie’ (drie goden = Drie-eenheid). Houd daarmee op, het is beter voor jullie. Immers, God is één god. Geprezen zij Hij.
- In Soera 1: 35 staat: God is niet zo dat Hij zich een kind neemt. Geprezen zij Hij!5
De terugkeer naar het monotheïsme van Abraham houdt voor de Koran dan ook een scherpe afwijzing in van de gedachte aan de Drie-eenheid: dat is een dwaling volgens de Islam en in strijd met het zuivere monotheïsme van Abraham. Dit inzicht is zelfs zo belangrijk dat deze ook is vastgelegd in de geloofsbelijdenis of sjahada: Er is geen god dan Allah, en Mohammed is zijn profeet 6.
De Drie-eenheid is onopgeefbaar
Het Christendom heeft altijd vastgehouden aan de Drie-eenheid: hoe onbegrijpelijk dit inzicht ook was. Kerkvaders, theologen en door de eeuwen heen ook vele gelovigen hebben zich steeds weer het hoofd gebroken om te kunnen begrijpen wat de Drie-eenheid nu eigenlijk betekent. Concilies hebben er herhaaldelijk uitspraken over gedaan. Maar een dieper, wezenlijk inzicht kwam eerst in de twintigste eeuw naar voren, dankzij de inzichten die Rudolf Steiner ons gaf.
Terugkijkend zien we dat de Kerk (ondanks het eeuwenlange onbegrip) altijd aan dit inzicht heeft vastgehouden: het was alsof zij – zonder het te begrijpen – besefte dat in de term Drie-eenheid op de een of andere manier de essentie van het Christendom besloten lag. Zo zien we dat ook het laatste, grote Concilie: het Tweede Vaticaans Concilie (1962 – 1965), de Drie-eenheid keer op keer benadrukt. Dat is wel bijzonder, omdat al deze verschillende concilies en geen enkele kerkvader ooit heeft kunnen uitleggen waarom de Drie-eenheid dan wel zo essentieel en onopgeefbaar is.
De Drie-eenheid weerspiegelt de groei van de mens
Wat de Drie-eenheid zo onbegrijpelijk maakte, is het feit dat het Christendom zichzelf als een monotheïstische religie beschouwt (net als het Jodendom en de Islam). Hoe kun je dan toch spreken over drie goden die samen de ene God vormen? Dat mogen we, omdat het bij de Drie-eenheid gaat over de drie verschillende manieren, waarop God zich openbaart. De ene God laat zich op een steeds weer op een andere manier kennen, naarmate de mens naar een hoger bewustzijn toegroeit. De Vader, de Zoon en de Geest weerspiegelen dus de verschillende ontwikkelingsfasen waar de mensheid in haar groei doorheen gaat.
- God de Vader weerspiegelt de ontwikkeling van de mensheid vanaf het eerste begin tot aan de incarnatie van de Christus (de Zoon) in de mens Jezus van Nazareth in het jaar 30 aan het begin van onze jaartelling. Hij, de Vader, is de Oergrond van ons bestaan, onze Schepper. In de serene rust en de grootsheid van de bergwereld en van de majestueuze sterrenhemel komen we heel direct met Hem in verbinding.
Vanaf het eerste begin heeft Hij ons geleid: eerst door middel van de groepsziel, later door ons de geboden te schenken, zoals de Wetboeken van (de Babylonische koning) Hammoerabi en de Tien Geboden van Mozes. Het antwoord van de mens op deze leiding is gehoorzaamheid en eerbied.
- Het tijdperk van God de Zoon, de Christus, begon in het jaar 30, toen de Christus zich belichaamde in de mens Jezus van Nazareth. Hij is onze Broeder, die ons geen leiding van bovenaf geeft, maar die naast ons staat en ons aanwijzingen geeft. Daarom gaf Hij ons ook – in plaats van de Tien Geboden – de Zaligsprekingen: geen geboden, maar wijze raadgevingen. Jezus Christus zei dan ook tegen zijn leerlingen: Ik noem u niet meer slaven, …maar Ik noem u vrienden. (Johannes 15: 15) In het tijdperk van de Zoon verviel de absolute gehoorzaamheid en maakten gehoorzaamheid en onderwerping plaats voor broederschap en vriendschap. Dat wil zeggen: de mens heeft zich nu zover ontwikkeld dat hij een medewerker en broeder of zuster van de godheid wordt. (Overigens: wat een onvoorstelbaar grootse en ontroerende ontwikkeling mag ik met die paar woorden samenvatten!)
De Christus vinden wij niet, zoals de Vader, in de sfeer van de sterrenhemel en het hooggebergte, maar vlakbij, in ons eigen hart. Hij wordt wel genoemd: het hart van ons hart.7 Vaak vragen mensen: ik zou de Christus wel willen waarnemen. Maar wie let op het eigen hart, kan Hem meteen ervaren: als wij oprechte aandacht voor anderen hebben, is Hij het die door ons heen werkt. Als wij de liefde leven, leeft en werkt Hij in en door ons heen. Zo gezien kan ieder Hem ervaren!
- Het tijdperk van God de Geest begon in 1899, toen een eeuwenoud tijdperk (het Kali Yuga of het IJzeren Tijdperk) eindigde.8 Vanaf dat moment brak de tijd aan, waarin God de Geest zó op ons begint in te werken dat ons hoger Zelf (ook wel de innerlijke Christus genoemd) langzaam tot leven komt in ons. Overigens ervaren we daarvan in deze tijd alleen nog maar het allereerste begin en zullen wij in latere incarnaties die geestkracht steeds sterker mogen gaan ervaren.
De Geest vinden wij in het diepst van onze ziel, waar zij de akker van onze ziel zó toebereidt dat de innerlijke Christus daar geboren kan worden. Ofwel: de Geest vinden wij overal waar mensen geestelijk in beweging komen en zich wijden aan innerlijke groei en ontwikkeling.
Twee stappen vooruit, één stap achteruit
Zo gezien maakt de Drie-eenheid ons bewust van de grote ontwikkelingen waar wij als mens doorheen gaan. Daarbij begon er aan het begin van de vorige eeuw, zoals we zagen, een heel nieuw tijdperk – het tijdperk van de Geest – dat nu pas écht op gang begint te komen. Maar altijd als de mensheid een aantal stappen vooruitzet op haar ontwikkelingsweg, zet een ander gedeelte een stap terug. In die zin mogen we (vanuit het perspectief van het esoterische Christendom) zeggen dat de Islam een terugkeer is naar de vroegere fase van God de Vader, waarin onderwerping, gehoorzaamheid en serene rust centraal staan. (Die onderwerping wordt zichtbaar op bijgaande foto, waar we de gelovigen in de moskee in eerbiedige onderwerping zien neergeknield.)
Door deze terugkeer naar het tijdperk van de Vader is een dieper inzicht in de voortdurende groei en de voortgaande ontwikkeling van de mens en de mensheid niet mogelijk. Dat is ook de reden waarom de Islam zich verzet tegen de gedachte aan karma en reïncarnatie: één leven is voldoende om de hemel of de hel te bereiken.
Het (esoterische) Christendom daarentegen benadrukt voortdurend de groei die wij leven na leven doormaken. In het laatste Bijbelboek De Openbaring van Johannes laat de grote ingewijde Johannes zien waar die ontwikkeling uiteindelijk (in de verre, verre toekomst) op uit zal lopen: dat wij eens een Christus naast de Christus zullen mogen worden. (zie: Openbaring 3 : 21) Een duizelingwekkend en groots perspectief!
Essentieel voor die ontwikkeling is onze vrijheid: alleen als wij ons losmaken van uiterlijke autoriteiten, zullen wij in staat zijn de weg naar binnen te gaan en ons te richten op de Geest (het hoger Zelf, het hogere Ik, of de innerlijke Christus) die in onze ziel geboren wil worden. Daarom is voor het Christendom het verdedigen van die vrijheid van essentiële betekenis. En juist dát is het, wat velen in de Westerse wereld in deze tijd bewust of onbewust aanvoelen: hoe belangrijk het is die vrijheid te verdedigen.
Een nieuwe Themadag
Natuurlijk valt er nog veel meer over dit thema te vertellen. Dat hoop ik te doen op onze Themadag van 25 maart 2017, die gewijd is aan het thema: De Islam vanuit het perspectief van het (esoterische) Christendom.
Noten
- Rudolf Frieling, Christendom en Islam, De strijd om de mens, Uitg. Christofoor, Rotterdam, 1978. Het is al een ouder boek en helaas alleen nog antiquarisch te verkrijgen, maar het is voor iedereen die iets van de essentiële verschillen tussen Islam en Christendom wil begrijpen, een onmisbaar boek.
- Abraham leefde omstreeks 2000 v. Chr., terwijl Mozes omstreeks 1450 v. Chr. leefde. De Thora is dus meer dan vijf eeuwen na Abraham ontstaan.
- In de verschillende uitgaven van de Koran is de nummering niet helemaal gelijk. Zo staat deze tekst in andere uitgaven in Soera 3: 60. Maar bijna altijd is het verschil maar een paar verzen (zoals in dit geval het verschil 6 verzen bedraagt)
- Het verschil tussen het Jodendom en de Islam is echter dat de Joden voortdurend uitkijken naar de komende Messias, en dus toekomstgericht waren (en zijn).
- De geciteerde Koranverzen komen gedeeltelijk uit de vertaling van Fred Leemhuis van de Koran, 12e druk, Houten, 2004, en uit de vertaling die Rudolf Frieling gebruikte (zie noot 1.). Frieling maakte overigens bij zijn vertaling dankbaar gebruik van de (Nederlandse) vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers, De Koran, Amsterdam/Brussel, 1979
- Het uitspreken van de sjahada is de enige vereiste om je tot de Islam te bekeren; traditioneel wordt een pasgeborene de sjahada in het oor gefluisterd.
- Hans-W. Schroeder, Drieëenheid en drievuldigheid. Het geheim van de triniteit, Uitg. Christifoor, 1990. Dit boek bevat een indrukwekkende inleiding in de geheimen van de triniteit.
- Zie daarvoor mijn boek: Onze levensopdracht in deze tijd, Uitg. Ankh-Hermes, 2016