Een hogere liefde
Wij leven in een tijd, waarin we de stap moeten leren zetten naar een hogere vorm van liefde. En wel van een liefde die niet alleen uitgaat naar gelijkgezinden, familie en vrienden, maar die ook je tegenstanders of je vijanden omvat. Het is een stap vanuit de liefde die door Plato Philia (vriendschap) wordt genoemd, naar de hogere liefde die hij Agape noemt: een geestelijke liefde. Jezus Christus duidt deze hogere liefde aan met zijn bekende uitspraak: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen.
We kunnen in ons huidige leven alleen nog maar het allereerste begin van deze hogere liefde in onszelf realiseren: tot meer zijn we in deze tijd nog niet in staat. Ofwel: we zullen er nog heel wat levens voor nodig hebben om ons deze hogere liefde stap voor stap eigen te maken. Dit bijzondere vermogen komt pas echt in ons tot ontplooiing (als we ons daaraan tenminste willen wijden) in de volgende cultuurperiode die duurt van 3573 na Chr. tot 5733 na Chr. In die tijd zal de grote ingewijde die wij kennen als Johannes, de Evangelist, optreden als de grote leraar van de Liefde. In onze komende levens in die tijd zullen we van hem de impulsen ontvangen om naar die hogere liefde toe te groeien.
Een ontroerend voorbeeld
Laat ik mogen beginnen met een voorbeeld om het bijzondere van die hoge liefde duidelijk te maken. Daarbij wordt dan meteen duidelijk hoe moeilijk het is om deze liefde in jezelf te ontwikkelen. Het gebeurde in Noorwegen: daar sloeg een zesjarige jongen een meisje van vijf jaar bewusteloos en liet haar achter in de sneeuw. Toen ze gevonden werd, was ze dood. Toen dit bekend werd, verkeerde het hele land in opschudding: hoe was dit toch mogelijk? Een journalist ging naar de moeder van het vermoorde meisje en vroeg haar wat ze vond van de jongen die haar dochter vermoord had. De moeder antwoordde: Ik voel een grenzeloos medelijden met deze jongen, die met deze schuld de rest van zijn leven verder moet. Haar antwoord maakte, toen het gepubliceerd werd, een diepe indruk op de mensen.
Dit voorbeeld laat iets zien van de hogere liefde die Jezus Christus bedoelde toen hij ons leerde onze vijanden lief te hebben. Maar wie is daartoe in staat? Als ik mij probeer te verplaatsen in de moeder van het vermoorde meisje, denk ik niet dat ik tot zo’n uitspraak in staat zou zijn, en dus: tot die hoge liefde.
Liefde die tot in het lichaam toe wordt uitgedrukt
Ieder mens krijgt bij zijn geboorte het vermogen tot liefhebben mee. Dat vermogen behoort tot de krachten die in ons etherisch lichaam liggen opgeslagen. Dat is op zich al iets heel bijzonders. Als je dit vermogen bijvoorbeeld vergelijkt met de geestelijke kracht van dankbaarheid, dan valt op dat we ons deze kracht eigen moeten maken bij het opgroeien. We krijgen het niet zomaar (als een vermogen) mee, maar moeten dat op aarde leren. Leer je dat niet in je jeugd, dan zal je later in je leven dit vermogen tot dankbaarheid door zelfopvoeding moeten verwerven. Het liefdesvermogen krijgen we echter in aanleg mee: het zijn krachten die sluimeren in ons etherische lichaam.
Met name tussen het zevende en het veertiende jaar (tussen de wisseling van de tanden en het aanbreken van de puberteit) begint dat vermogen tot liefhebben zich te ontvouwen. Dat merken we ook duidelijk aan kinderen in die leeftijd: ze lijken soms net engelen, en ze beschikken over een magische liefdeskracht, waarmee ze bijvoorbeeld ook de pijn of het verdriet van de volwassenen om hen heen proberen op te lossen of weg te nemen. (Kijk maar eens terug naar je eigen jeugd: wiens leed, verdriet of onmacht heb jij als kind op je willen nemen en willen oplossen?)
Je ziet, als je goed kijkt naar de ontwikkeling van een kind, hoe zijn liefdeskracht zich geleidelijk begint te ontvouwen en steeds sterker wordt. Dat duurt tot aan de puberteit: dan ontwaakt ook het lichamelijke liefdesvermogen; dat wil zeggen dat dan ook de seksuele krachten ontwaken. Eigenlijk is het heel bijzonder om je dit bewust te worden: pas bij het aanbreken van de puberteit zijn de geestelijke liefdeskrachten in een kind zo sterk geworden dat het nu in staat is die krachten tot in het fysieke lichaam toe tot uitdrukking te brengen.
Terzijde: seksualiteit is dus altijd de uitdrukking van geestelijke liefde. Waar seksualiteit van deze geestelijke krachten wordt losgemaakt, wordt zij tot iets dierlijks, of iets demonisch. Maar is seksualiteit uitdrukking van de geestelijke liefdeskrachten, dan kan zij tot een heel bijzondere, inspirerende, bevestigende en bevrijdende ervaring worden.
Een herinnering aan ons voorgeboortelijke leven
We zien dus dat het liefdesvermogen dat ligt opgeslagen in ons etherische lichaam, langzaam moet ontwaken en tot leven moet komen. Maar waardoor komen die liefdeskrachten eigenlijk tot leven? Wat is de kracht die hen tot ontwaken brengt?
De impuls (ook wel de aandrang genoemd) om ons liefdesvermogen tot ontwikkeling te brengen, nemen we bij onze geboorte mee vanuit de geestelijke wereld. Hij komt voort uit de herinnering aan ons samenleven met de engelen in het voorgeboortelijke leven. Want als we na onze dood opklimmen naar de hogere geestelijke wereld (de Lichtwereld of het Devachan), leven we daar samen met de hogere engelen. We ervaren daar hun inspirerende aandacht voor de andere engelen en voor ons. We voelen hoe ze zich zonder woorden bewust zijn van wat er in de ander – en dus ook in ons hart – leeft. We ervaren er ook hoe de engelen de ander vol liefde opnemen in hun eigen hart. Dat betekent dat we mochten ervaren wat liefde echt betekent: het betekent in de geestelijke wereld dat we leven in het hart van de engelen en van elkaar. Het betekent ook dat we er mochten ervaren hoe we door de engelen voortdurend met liefde omhuld en gedragen werden.
Deze (letterlijk) indrukwekkende ervaringen nemen we mee naar de aarde. Anders gezegd: de herinnering aan de liefde van de engelen leeft vanaf onze geboorte in onze ziel en wordt daar tot impuls om ook op aarde die liefde tot werkelijkheid te brengen. Zo wordt deze onbewuste herinnering tot een aandrang om ons vermogen tot liefhebben tot leven te brengen en deze te laten ontwaken.
Licht is liefde, liefde is licht
Er zijn mensen die na hun dood niet tot de hogere geestelijke werelden opklimmen, maar in de lagere geestelijke werelden (met name de lagere astrale werelden) blijven. Dat komt doordat zij al een aantal levens lang bij hun dood weinig of geen liefdeskrachten meebrachten naar de geestelijke wereld en evenmin een (geestelijk) inzicht hadden ontwikkeld. Ze dachten bijvoorbeeld dat dood ook echt dood is en dat er na de dood geen voortgaand leven, in welke vorm dan ook, mogelijk is. Maar wie keer op keer geen enkele liefde en geen enkel inzicht meeneemt naar de geestelijke wereld, straalt daar uiteindelijk nauwelijks nog licht uit. Liefde is immers de keerzijde van licht: licht is liefde. En dus straalt degene die geen liefde bezit, nauwelijks nog licht uit.
Als je dan ook nog als vanzelf getrokken wordt naar de sfeer van gelijkgezinden, kom je in een wereld terecht waar weinig of geen licht te vinden is.
Maar als je dan vanuit deze donkere wereld weer afdaalt naar de aarde, neem je geen herinnering mee aan het samenleven met de engelen. Dat kun je immers alleen in de hogere geestelijke werelden ervaren.
Maar het gevolg daarvan is dan weer dat wie geen (onbewuste) herinnering aan het samenleven met de engelen naar de aarde meeneemt, in dit aardse leven dus ook niet over de impuls of aandrang beschikt om het liefdesvermogen tot ontwikkeling te brengen. Wanneer dat een aantal levens achter elkaar gebeurt, begint het vermogen tot liefhebben in onze ziel langzaam te verschrompelen en af te sterven. Daardoor worden we harde, bittere en ongeïnteresseerde mensen.
Ik heb me vroeger vaak afgevraagd hoe het komt dat de ene mens over zoveel liefdeskrachten beschikt en een zegen voor zijn omgeving is, terwijl de ander helemaal niet over liefde lijkt te beschikken en daardoor tot een bron van pijn, verdriet en teleurstelling voor zijn omgeving wordt. Toen ik de hierboven beschreven inzichten op het spoor kwam, begon het mij te dagen waardoor dit komt. Daardoor werd het mij (opnieuw) duidelijk hoe belangrijk dit aardse leven is: wat we hier doen, en vooral: hoe we ons geestelijk ontwikkelen, heeft grote gevolgen voor het leven na de dood en voor het volgende leven.
Wie heeft, zal ontvangen
In het Evangelie van Mattheüs staat een raadselachtige uitspraak van Jezus Christus: Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. Raadselachtig, omdat het zo’n kapitalistische uitspraak lijkt, en zeker geen socialistische: wie heeft, zal nog meer krijgen…
Maar in het licht van het bovenstaande wordt deze uitspraak begrijpelijk: wie liefde en inzicht meeneemt naar de geestelijke wereld, zal vandaaruit de impuls tot liefhebben mee naar de aarde nemen, en zal daardoor de volgende keer nog meer liefdeskrachten mee naar de geestelijke wereld nemen, enzovoort. Wie heeft, zal ontvangen…
Het omgekeerde is ook waar: wie keer op keer geen liefdesimpuls mee naar de aarde neemt, zal ervaren dat zijn liefdesvermogen geleidelijk begint af te sterven.
God is liefde én licht
Johannes is de grootmeester van de liefde. In zijn Evangelie en zijn brieven noemt hij regelmatig het woord liefde, en het woord liefhebben zelfs nog vaker. In zijn brieven die in het Nieuwe Testament werden opgenomen, lezen we twee bijzondere dingen. Allereerst de uitspraak: God is liefde. En daarnaast de woorden: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis.
Deze uitspraken maken duidelijk dat Johannes het geheim van de liefde (uit eigen ervaring) kent: dat liefde in de geestelijke wereld de keerzijde van het licht is, ofwel: liefde is licht. Daarnaast vertelt Johannes ook dit: de Bron van alle Liefde is God. Die paar woorden drukken de hoogste werkelijkheid uit: alle liefde vindt zijn oorsprong in God. Wie dus de liefde beoefent, verbindt zich met God en leeft in Hem, zoals Johannes zegt.
Het grote geheim
Er is met de liefde een groot geheim verbonden. Want wie liefde geeft, beschikt daarna niet over minder liefde, maar juist over meer. Anders gezegd: door liefde te geven, wordt ons vermogen tot het schenken van liefde alleen maar sterker en groter. Dat is eenmalig en uniek!
Rudolf Steiner gebruikt een veelzeggend beeld, het voorbeeld van twee glazen: het ene glas zit halfvol water, het andere is leeg. Stel je nu voor dat als je water zou schenken vanuit het halfvolle glas in het lege glas, dat halfvolle glas steeds voller wordt, in plaats van leger. En dat, terwijl het lege glas eveneens vol raakt.
Dat is het mysterie van de liefde: dat je door te geven, alleen maar rijker wordt in plaats van armer. Wie stilstaat bij de vraag, hoe dat nu eigenlijk in het eigen innerlijk werkt, zal waarschijnlijk tot de ontdekking komen: dit mysterie geldt ook voor mij! Door liefde te geven, werd ik alleen maar rijker, in plaats van armer. Deze wet geldt zelfs, wanneer je vaak teleurgesteld en gekwetst werd op het gebied van de liefde. Daardoor (zo ontdek je achteraf) werd je vermogen tot liefhebben gezuiverd, kreeg je meer inzicht en leerde je om ondanks alle teleurstellingen de liefde als een levende vlam in je hart te behoeden. Wie dat mysterie gevonden heeft, heeft in wezen God gevonden, want God is liefde!