“
Pastor en auteur Hans Stolp vertelt over
wat er gebeurt als je dood gaat.
Er bestaat werkelijk geen geschikter decor voor een
gesprek over de dood dan het appartement van Hans Stolp.
Het is alsof de hemelpoort opengaat wanneer je over
de dikke, dieprode vloerbedekking zijn woning betreedt.
Donkerblauwe velours gordijnen steken af tegen zonnig,
okergeel geschilderde muren.
In de ruimte tref je een overweldigende collectie boeken, brandende kaarsen, iconen, religieuze beelden en kristallen.
Ondanks dat ademt de plek een positieve rust uit.
Net zo positief als Hans zelf, een hartelijke man
met lachende ogen en met een oprechte interesse
in degene die voor hem zit. Zo oprecht, dat het bij vlagen onduidelijk is wie nu wie interviewt.
Hans was een van de sprekers op het
AnkhHermes Symposium: ‘Wat gebeurt er als je doodgaat?’
inzicht in leven en sterven.’
Samen met Willem Glaudemans (o.a. medevertaler van
de Nag Hammadi-geschriften) en Christophor Coppes,
gespecialiseerd in BDE’s, liet hij de toehoorders
kennismaken met de wereld van licht die ieder te wachten
staat wanneer we deze wereld verlaten.
Volgens Hans hoef je daar niet bang voor te zijn.
Zijn missie is om ons te laten zien wat er precies gebeurt
nadat we onze ogen definitief sluiten. In makkelijke taal.
Dat is nodig, want de dood is springlevend, merkt Hans
aan de opkomst bij zijn lezingen.
“Drie tot vier keer per jaar geven we een themadag
over sterven, en dat doe ik al zo’n twintig jaar.
Elke lezing zitten er weer een paar honderd nieuwe
toehoorders in de zaal.
Velen beginnen een zoektocht naar antwoorden
wanneer ze iemand aan de dood hebben verloren.
Mensen die openstaan voor nieuwe antwoorden,
die wil ik graag bereiken.“
De overkant
De luchtige opgewektheid waarmee Hans over de dood praat, geeft je het gevoel dat hij precies weet wat ons te wachten staat. Hij heeft talloze mensen gesproken die een bijna-dood-ervaring meemaakten en bovendien is hij zelf in staat om ervaringen uit
‘de overkant’, zoals Hans het noemt, te ontvangen. Maar dat laat
hij liever achterwege omdat het volgens hem niets toevoegt aan wat hij te vertellen heeft.
“Ik vertel alleen maar dingen die kloppen bij wat ik zelf gezien
heb. In mijn eigen woorden, die hebben hoop ik genoeg overtuigingskracht. Het gaat immers niet om theorieën, maar
om persoonlijk doorleefde inzichten.
”Hans rust op kennis van de oude traditie van het esoterische christendom. “Dit zijn universele inzichten, maar lastig
te interpreteren. Deze kennis was in de eerste drie eeuwen van onze jaartelling nog algemeen bekend, maar na de erkenning
van het instituut kerk stroomde het ondergronds verder.
Door Helena Blavatsky, de grondlegger van de theosofische beweging, is die stroom omstreeks 1875 weer bovengekomen.
Zij heeft het samen met de vader van de antroposofische beweging, Rudolf Steiner, opnieuw geformuleerd op een manier die past bij ons moderne denken.
Daar sluit ik me bij aan.”
Hoewel de processen die zich na de dood voltrekken zich
op een aardse manier laten beschrijven, is dat traject niet
volgens aardse maatstaven in te delen.
“We zeggen wel dat je drie fases doorloopt en dat je van planeetsfeer naar planeetsfeer reist, maar tijd bestaat niet,
evenmin als ruimte. Toch heb je die termen nodig om het begrijpelijk te houden. In wezen is alles al hier. Alles zit in mij,
in jou, het is niets meer dan bewustzijnsverruiming.
We gebruiken de woorden als aanwijsstokje, maar we moeten
het niet verabsoluteren.”
Het proces van sterven begint eerder dan het moment
van sterven zelf. De ziel weet dat het er aankomt.
Als we sterven hebben we geen eeuwige rust maar volgt juist
een periode van geestelijke arbeid.
“Ik moet ook altijd lachen om de term ‘rust zacht’”grapt Hans.
“Die is volledig misplaatst, het is juist hard werken aan de overkant.” Dat begint al op het moment dat je balanceert
op de grens van leven en dood, en je het gevoel krijgt dat je
je losmaakt van je fysieke lichaam.
“Het losmaken van de twee geestelijke etherische en astrale lichamen van het fysieke lichaam begint vaak in de hartstreek.
Daar zie je iets van een wolkje of een lichtflits.
De voeten worden meestal als eerste koud, want het etherische lichaam waarin de levenskracht zit, schuift als een huls over je fysieke lichaam omhoog. Bij een pas gestorvene kun je soms
voelen waar het laatste verbindingspunt zit.
De kruinchakra wordt dan gloeiend heet. Maar daar moet je absoluut vanaf blijven want dan frustreer je het sterfproces.”
Etherische wereld (fase 1)
De achterblijvers voelen een diep verdriet om het verlies van de
pas gestorvene die volgens Hans juist een vreugdevolle tijd doormaakt. “Direct na het sterven zie je meestal op een afstandje
je fysieke lichaam liggen. Dat is een bijzondere ervaring.
Je realiseert je dat je zelf nog leeft, en dat je geest sterker is dan
je lichaam. Dat besef roept een intense vreugde op die je meedraagt tijdens je reis door de sferen.”
Een tweede moment van blijdschap is wanneer je je eerder gestorven dierbaren terugziet. “En bovendien ontmoet je
je engel en vaak ook de kosmische Christus als de Heer van het Karma. Niet in de kerkelijke betekenis, maar als een universele Christus, de geest, het lichtwezen, of hoe je het wilt noemen.
Ook die ontmoeting geeft weer zo’n diep vreugde gevoel.
”Hoewel het per persoon verschilt, vertoef je de eerste drie
dagen in de levenskrachtenwereld of etherische wereld.
Samen met het wezen van licht zie je in een snel overzicht
de film van je leven terug. Dat gebeurt in een sfeer van grote mildheid en oordeelloosheid.
Al je herinneringen staan als levende panoramabeelden in een cirkel om je heen. Je klus op aarde is geklaard, het is tijd om
te kijken wat je ervan gemaakt hebt.
Astrale wereld (fase 2)
Na die drie dagen valt je etherische lichaam weg en blijft
je astraal lichaam met daarin je hogere Zelf over.
Je begint nu je reis door de astrale wereld die je door de zeven planetensferen voert.
Eerst de vier Maansferen, daarna volgen de Mercurius-,
Venus- en Zonnesfeer.
In deze sferen krijg je opnieuw een terugblik.
Je verblijft langer in die sferen waarmee je een geestelijke
binding hebt. Bijvoorbeeld wanneer je nog vastzit aan je ego,
of aan hebzucht. Heb je daar geen binding mee, dan merk je
niet dat je door die sfeer gaat.
Op je astrale reis word je je van jezelf bewust en leer je eerlijk
te kijken naar het leven dat achter je ligt.
Je gaat invoelen wat anderen voelden die om je heen waren
op de momenten die je herbeleeft.
“Daar ontstaat ook het verlangen tot vergeving wanneer blijkt
dat je mensen al dan niet bewust hebt beschadigd.
Ook groeit de wens opnieuw te incarneren om alles
alsnog in orde te maken.
Ook al is het aan de overkant veel gezelliger.”
Lichtwereld (fase 3)
Als je alles hebt verwerkt en losgelaten, valt ook je astrale
lichaam weg en treed je de lichtwereld binnen. Wat overblijft
is je hoger Zelf, dat, wat je ten diepste bent.
Je bent nu vrij van emoties die verbonden zijn met het astrale lichaam als verdriet, teleurstelling, angst en onmacht
en je gaat als lichtwezen verder.
Ook hier voert je reis je door zeven sferen.
Daarin mag je alles wat je in je aardse leven hebt geleerd,
omzetten in nieuwe vermogens die je in je volgende
incarnatie een rijker mens maken.
Aan het einde van deze lange reis wacht je de gang door het middernachtelijk uur. Deze maken we vaak niet bewust mee. Hiermee begint de voorbereiding op je nieuwe aardse leven,
je volgende incarnatie.
‘Alle hens aan dek’
Bepakt met deze kennis valt er inderdaad weinig te vrezen
voor de dood. Sterker nog: hoe eerder je dit weet,
des te beter je bent voorbereid op de taken die je aan de
overkant wachten. Maar het is niettemin evenzo belangrijk
wanneer je er later achter komt.
“Op mijn lezingen komen ook wel tachtigers, die graag eerder hadden willen weten wat ze daar te horen krijgen. Soms komen
ze drie jaar lang elke zaterdag, en dan gaan ze dood.
Denk je op een aardse manier, dan is het spijtig dat ze het
zo laat hebben ontdekt. Maar in een volgend leven worden
ze fakkeldragers. Dat wat ze in hun laatste drie jaar als nieuwe inspiratie gevonden hebben, wordt de startmotor voor hun volgende leven.”
Volgens Hans komen er weinig nieuwe zielen naar de aarde.
Hij refereert daarbij aan de Nederlandse, in Australië
woonachtige priester Mario Schoenmaker, die de karmische verledens van mensen zag. Schoenmaker zegt, slechts één keer
een nieuwe ziel te hebben ontmoet. “Ik denk dat hij gelijk heeft.
De evolutiegolf is nu zo ver op gang gekomen, dat het bijna onmogelijk is als nieuwe ziel toe te treden.
Je merkt dat veel zielen nu versneld terugkeren
om alle karmische ballast te transformeren in een nieuw leven.
We staan aan de vooravond van nieuwe ontwikkelingen
en daarom is het ‘Alle hens aan dek.’ Ik las eens de uitdrukking
‘wij zijn de voorlopers van de voorlopers’.
De echte voorlopers worden nu geboren; wij zijn hier alleen
om die eerste voorlopers wakker te schudden. Denk aan de nieuwetijdskinderen, die komen bijvoorbeeld veel sneller ergens achter dan ik. Ik moest eerst vijfenzestig worden om te weten
wat zij al op hun dertigste weten!“
Voor Hans persoonlijk uiten deze bewustzijnsinzichten over
‘de overkant’ zich in een onuitsprekelijk verlangen.
“Ik heb een intens diepe band met Christus. Maar ook met aartsengel Michaël. Dat betekent op dit moment voor mij alles.
Ik heb een heel diep verlangen om Christus te mogen zien. Ik verheug me er enorm op om straks, als de klus geklaard is,
écht thuis te komen.”